Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2846/TB, 14 maart 2018, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:           17/2846/TB

betreft: [klager] datum: 14 maart 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 23 augustus 2017 van de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de verweerder,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 januari 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. K.A. Kieft en, namens de verweerder, […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid. 

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Als toehoorder van de zijde van de Raad was ter zitting aanwezig mr. E.W. Bevaart, coördinerend secretaris.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De verweerder heeft beslist klager over te plaatsen naar FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen.

 

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege.

Klager is bij beschikking van 22 februari 2013 geplaatst in (het toenmalige) FPC Veldzicht (verder: Veldzicht). Vervolgens is klager bij beschikking van 7 januari 2014 overgeplaatst naar FPC De Rooyse Wissel (verder: De Rooyse Wissel), is klager bij besluit van 11 februari 2016 in het kader van een observatie in FPC Dr. S. van Mesdag (verder: Dr. S. van Mesdag) geplaatst en is hij bij beschikking van 9 mei 2017 overgeplaatst naar FPC De Woenselse Poort (verder: De Woenselse Poort).   

De verweerder heeft voorts op 23 augustus 2017 beslist klager over te plaatsen naar FPC Dr. S. van Mesdag. Deze overplaatsing is inmiddels gerealiseerd.

 

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep – kort en zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht. 

Klager heeft bezwaar gemaakt tegen de overplaatsing naar Dr. S. van Mesdag en hij is het ook niet eens met het traject dat heeft geleid tot de overplaatsing. Klager heeft aanvankelijk verbleven in De Rooyse Wissel. Hij heeft destijds zelf aangegeven daar weg te willen, waarmee de kliniek heeft ingestemd. Vervolgens is zijn verblijf in De Woenselse Poort niet goed verlopen, omdat hij volgens die kliniek agressief was. In dat kader speelt op de achtergrond mee dat informatie die De Woenselse Poort had ontvangen van De Rooyse Wissel, niet juist was.

Klager is het er niet mee eens dat Dr. S. van Mesdag de enige optie voor hem is. Eerder verblijf in Dr. S. van Mesdag tijdens klagers observatieperiode is stroef verlopen. Klager vreest dat hij met dezelfde staf wordt geconfronteerd als tijdens de observatie en dat hij geen eerlijke kans krijgt. Bovendien is plaatsing in Dr. S. van Mesdag zeer ver weg van klagers netwerk. Klagers vriendin verblijft in Eindhoven en zijn moeder in Rotterdam. Daarnaast heeft klager een bezoekregeling met zijn zoon en de Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat bij plaatsing in Groningen bezoek niet, dan wel minder kan plaatsvinden.

Klager heeft het in De Rooyse Wissel lange tijd goed gehad. De reden van De Rooyse Wissel om klager niet meer terug te willen nemen is gelegen in het feit dat klager in De Woenselse Poort een relatie heeft gekregen met een vrouwelijke patiënt. FPC Oostvaarderskliniek (verder: Oostvaarderskliniek) wilde hem om diezelfde reden niet opnemen. Overplaatsing naar FPC De Kijvelanden wordt niet mogelijk geacht omdat een slachtoffer daar in de buurt woont. Klager wenst een zorgconferentie om te bezien of toch nog overplaatsing naar een andere plek voor hem tot de mogelijkheden behoort. Klagers raadsvrouw heeft contact opgenomen met Trajectum, maar klinieken gaan niet met advocaten in gesprek. Klager wil graag terug naar De Rooyse Wissel, nu zijn verblijf aldaar voor zijn gevoel het beste is verlopen. Die inrichting houdt dat tegen, maar klager weet niet of meer moeite is gedaan dan alleen na te vragen of men klager weer wil opnemen.

Namens de verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. 

Vooropgesteld moet worden dat het verblijf van klager in De Woenselse Poort dermate slecht verliep dat voortgezet verblijf niet houdbaar was. Klager moest om die reden spoedig overgeplaatst worden. Het verleden en de problematiek van klager leiden tot de conclusie dat er geen andere optie was dan overplaatsing naar Dr. S. van Mesdag. Klager moet gezien zijn problematiek worden geplaatst op een LVB-afdeling. In De Rooyse Wissel is het lang goed gegaan, maar er is uiteindelijk een behandelimpasse ontstaan waardoor een overplaatsing is aangevraagd en gehonoreerd.

Deze inrichting heeft vervolgens gemotiveerd te kennen gegeven er geen heil in te zien klager opnieuw een plaats te bieden. De Woenselse Poort is evenmin een optie gezien de incidenten die hebben geleid tot het (spoed)verzoek tot overplaatsing. De Oostvaarderskliniek heeft geen LVB-afdeling. In Trajectum/Hoeve Boschoord is het aanwezige beveiligingsniveau niet passend bij de problematiek van klager. Ten slotte is wat betreft De Kijvelanden sprake van een contra-indicatie, wegens slachtofferbelangen. Bovenstaande maakt dat voor klager alleen Dr. S. van Mesdag overblijft.

Informatie vanuit Dr. S. van Mesdag over zijn huidige verblijf aldaar houdt in dat er sprake was van een moeilijke start met veel weerstand bij klager. Inmiddels wordt enige verbetering gezien. De samenwerking tussen klager en het behandelteam is groeiende. Klager is meer op de groep en er is een verbetering te zien in zijn houding en gedrag op de groep. Er is wel het nodige werk aan de winkel, maar de weerstand van klager is enigszins afgenomen en er lijkt op dit moment bereidheid te ontstaan om mee te werken aan behandeling. Vanuit de inrichting wordt ingezet op de behandelrelatie om vertrouwen te verkrijgen en onderzocht wordt of er een mogelijkheid is om klager te laten functioneren op een reguliere behandelafdeling. Dergelijke vorderingen zouden ongedaan worden gemaakt indien klager wederom wordt overgeplaatst naar een andere inrichting, nog los van de vraag naar welke inrichting hij dan overgeplaatst zou moeten worden. 

 

4.         De beoordeling

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dienen op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in de overwegingen te worden betrokken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en

b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

In het Beleidskader Plaatsing TBS dwang 2016 staat opgenomen dat plaatsing in de forensische zorg uitgaat van de volgende criteria:

· De zorg moet passen bij de zorgbehoefte (en voor de OFZ beveiligingsnoodzaak) uit de indicatiestelling.
· De locatie van de te bieden zorg moet bereikbaar zijn voor de justitiabele en vallen binnen diens leefomgeving.
· Uitvoering van de zorg moet tijdig plaatsvinden.

Kort gezegd is het beleid erop gericht te zorgen voor passende, bereikbare en tijdige zorg. Er kan sprake echter zijn van een contra-indicatie voor plaatsing in een FPC binnen de eigen regio. Een van die contra-indicaties is een zogeheten ‘VG’ status; verstandelijk gehandicapten met een TIQ < 80, alsmede een risico op ongewenste slachtofferconfrontatie.

Blijkens de stukken vertoonde klager grensoverschrijdend en groepsontwrichtend gedrag in De Woenselse Poort. Klagers verblijf aldaar kon gezien de ontstane situatie niet worden voortgezet. De verweerder heeft op verzoek van voormelde inrichting het besluit genomen om klager over te plaatsen. Duidelijk is dat de mogelijkheden voor overplaatsing van klager, gelet op zijn problematiek, het noodzakelijke beveiligsniveau en het verloop van zijn eerdere verblijf in verschillende inrichtingen, beperkt zijn. Klager functioneert op zwakbegaafd niveau en plaatsing op een LVB-afdeling past bij de zorgbehoefte van klager. Voorts moet de inrichting over een voldoende beveiligingsniveau beschikken. De enige inrichtingen die beschikking hebben over een afdeling voor LVB-patiënten met een voldoende beveiligingsniveau en geschikt regime zijn volgens de verweerder De Kijvelanden en Dr. S. van Mesdag. Overplaatsing naar De Kijvelanden is echter contra-geïndiceerd in verband met slachtofferbelangen, nu blijkens de stukken een of meer slachtoffers in de buurt van De Kijvelanden wonen en de aard en ernst van de indexdelicten maken dat het voorkomen van een confrontatie met een van de slachtoffers aangewezen is. Van contra-indicaties als bedoeld in het bovengenoemde beleidskader ten aanzien van Dr. S. van Mesdag is niet gebleken.

Klager heeft te kennen gegeven in De Rooyse Wissel te willen verblijven. De Rooyse Wissel heeft echter gemotiveerd kenbaar gemaakt klager af te wijzen voor heropname, gezien het eerdere behandelverloop en de te kleine draagkracht van de patiënten van de afdeling waar klager dan geplaatst zou moeten worden.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager over te plaatsen naar Dr. S. van Mesdag, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie hecht eraan te vermelden dat blijkens de inlichtingen uitdrukkelijk is gekeken naar alternatieve mogelijkheden voor klager, maar dat van een reële andere optie dan overplaatsing naar Dr. S. van Mesdag geen sprake was. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en prof. dr. H.J.C. van Marle, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Simpelaar, secretaris, op 14 maart 2018

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris                       voorzitter                   

Naar boven