Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2500/TA, 20 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Luchten  v

 

 

 

nummer:           17/2500/TA

 

betreft: [klager] datum: 20 februari 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

 

[…], verder te noemen klager,

 

gericht tegen een uitspraak van 18 juli 2017 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

 

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman mr. J.J. Lieftink om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft - voor zover in beroep aan de orde - de aanvankelijk beperkte gelegenheid tot luchten, namelijk in een luchtkooi (PV 2017/006).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager voelt zich niet serieus genomen door de commissie van toezicht. Het personeel van de inrichting heeft klager laten weten dat zij wilden wachten met luchten op het voorterrein, totdat hij de resultaten van het onderzoek van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) zou krijgen. Daarna kon worden bezien of extra vrijheid, ruimte of uitbreiding in het programma mogelijk waren. Het rapport van het PBC is positief en desalniettemin mag klager nog steeds slechts luchten in een luchtkooi. Klager snapt niet dat aangegeven wordt dat voor het luchten wederzijds vertrouwen nodig is, nu de beveiliging van klager naar een

2-persoonsbenadering is afgebouwd. Klager kan garanderen dat hij op het voorterrein bij de begeleiding blijft lopen of zitten. Klager wordt geïntimideerd omdat hij terechte klachten indient en als hij een klacht indient, wordt hij telkens door de zorgmanager of het personeel benaderd.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Sinds de beklagprocedure hebben met betrekking tot de wijze van luchten uitbreidingen plaatsgevonden. Vanaf 10 augustus 2017 is het klager toegestaan om onder begeleiding te luchten op de zogeheten ‘strip’, een wandelpad achter de afdeling. Vanaf 4 september 2017 mag klager onder begeleiding eenmaal per dag - en sinds 19 september 2017 tweemaal per dag - luchten op het voorterrein.

Het contact tussen klager en het behandelteam verloopt momenteel goed en de correcte houding van klager in de afgelopen periode heeft ertoe geleid dat sneller dan gebruikelijk is op de afdeling waar klager verblijft is overgegaan tot uitbreiding van de mogelijkheden. Voor het overige wordt gepersisteerd bij hetgeen in beklag is ingebracht.

 

3.         De beoordeling

Ingevolge artikel 43, derde lid van de Bvt heeft een verpleegde recht op een verblijf in de buitenlucht gedurende tenminste een uur per dag. Het staat niet ter discussie dat aan klager de mogelijkheid werd geboden om 2x30 minuten per dag te luchten. Klager is het er niet mee eens dat dit in afzondering gebeurde in de luchtkooi. De beroepscommissie heeft in RSJ 22 februari 2012, 11/1836/TA geoordeeld dat verblijf in die luchtkooi kan worden aangemerkt als verblijf in de buitenlucht als bedoeld in art. 43, derde lid Bvt. Het feit dat klager in afzondering gelucht werd is het gevolg van zijn verblijf op de ZISZ-afdeling en van de aan klager opgelegde maatregel van afzondering die in deze beroepsprocedure niet ter discussie staat. De duur van het luchten was niet minder dan wettelijk als minimum voorgeschreven.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van gronden.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Simpelaar, secretaris, op 20 februari 2018

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven