Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3079/TA, 26 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:26-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:           17/3079/TA

 

betreft: [klager] datum: 26 februari 2018

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 september 2017 van de beklagcommissie bij FPC de Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het onthouden van medische zorg (RV2017/136, dRW 17/60).

Op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven heeft de beklagcommissie klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beklag van klager ziet niet zozeer op het feit dat niet direct aan klager Naproxen is verstrekt op het moment dat hij daarom vroeg, maar op het feit dat klager vanaf 18 april 2017 een week lang medische zorg is onthouden. De staf heeft nagelaten zich ervoor in te spannen dat klager op korte termijn een arts zou zien zodat hij een nieuw recept voor Naproxen kon krijgen. Het was duidelijk dat klager veel pijn had en dat hij medicijnen nodig had om de pijn te kunnen bestrijden. Het is de plicht van de staf om ervoor te zorgen dat artikel 41, eerste lid, Bvt wordt nageleefd en dat zij dus, wanneer nodig, ervoor dient te zorgen dat verpleegde op korte termijn een arts kan bezoeken. De wettelijke zorgplicht is geschonden en klager dient alsnog ontvankelijk te worden verklaard.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De klacht van klager betrof het niet verstrekken van pijnmedicatie en zag niet op het weigeren van toegang tot een arts. Uit de stukken in eerste aanleg, waaronder het proces-verbaal van de beklagzitting d.d. 7 augustus 2017 blijkt niet dat hierover geklaagd. Aan klager is op 12 april 2017 Naproxen voorgeschreven. Op het recept is vermeld dat klager deze pijnstillers tot en met 17 april 2017, zo nodig  2 maal daags mag innemen. Op 20 april 2017 heeft de huisarts wederom Naproxen voorgeschreven nadat gebleken was dat klager nog altijd pijnklachten had. Daarbij komt dat klager in die periode fysiotherapie heeft gehad en hij een pijnstiller in gelvorm tegen rugpijn tot zijn beschikking had. Van het onthouden van medische zorg is dus geen sprake geweest.

 

3.         De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Zowel uit het beklag dat op 20 april 2017 namens klager werd ingediend als uit het verhandelde ter zitting van de beklagcommissie blijkt dat het beklag was gericht tegen het niet tijdig verstrekt krijgen van pijnstillers. De stelling dat de staf heeft nagelaten zich er voor in te spannen dat klager op korte termijn een arts zou zien, is niet nader onderbouwd en is niet aannemelijk geworden. Ook overigens is niet gebleken dat klager medische zorg is onthouden.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M.  Maanicus, voorzitter, mr. N. Jörg en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 26 februari 2018.

 

 

                 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven