Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2056/GA, 20 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2056/GA

betreft: [klager]            datum: 20 februari 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 juni 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 november 2017, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.J. de Pree, en namens de directeur van de p.i. Vught, […], jurist.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van 31 januari 2017 tot het opleggen van enkele toezichtmaatregelen (VU 2017/301).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is op 26 januari 2017 na een melding van het Gedetineerde Recherche Informatie Punt (GRIP) vanuit de p.i. Almelo met spoed overgeplaatst naar de p.i. Vught. Klager zou door middel van een gijzeling ontsnappingsplannen hebben. Klager ontkent iedere betrokkenheid bij een eventuele ontsnapping. Van de GRIP-melding bevindt zich geen proces-verbaal in het dossier, waardoor niet toetsbaar is wanneer, door wie en de wijze waarop de melding is gedaan. De directeur heeft in de beklagprocedure geen GRIP-informatie overgelegd. Klager ontkent tevens de orde en veiligheid in de p.i. Esserheem en vervolgens in de p.i. Almelo ernstig te hebben verstoord. Tevens ontkent klager zich bezig te houden met de handel in contrabande.

Klager is in de p.i. Vught geplaatst op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (bpg-afdeling). Vervolgens zijn hem op 31 januari 2017 nog vele zeer strikte maatregelen voor Gedetineerden met een vlucht/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen) opgelegd, omdat hij inmiddels op de GVM-lijst was geplaatst. Deze GVM-maatregelen zijn opgelegd voor de duur van twee maanden vanaf 31 januari 2017.

De directeur van de p.i. Vught is uitgegaan van informatie die hij van de directeur van de p.i. Almelo heeft ontvangen, waaronder de GRIP-melding, maar maakt daarbij geen eigen belangenafweging. Volgens de jurisprudentie van de RSJ is dit wel een vereiste. Bovendien is de beslissing tot oplegging van de maatregelen pas vijf dagen na de binnenkomst van klager in de inrichting genomen. Het agressieve gedrag van klager was ondergeschikt aan de ontvluchtingsgrond bij klagers plaatsing op de bpg-afdeling van de p.i. Vught. Klager heeft immers pas verzet getoond toen hem was medegedeeld dat hij op de bpg-afdeling van de p.i. Vught zou worden geplaatst. Uit de rapportage van de casemanager van 20 juni 2017 volgt dat klager goed gedrag vertoont op de bpg-afdeling.

Ten tijde van de beslissing van 31 januari 2017 stond klager op de GVM-lijst. Voor de toepassing van de toezichtmaatregelen gelden dezelfde eisen als bij toepassing van de GVM-maatregelen. Er heeft geen eigen belangenafweging plaatsgevonden. De directeur had informatie kunnen opvragen. De opgelegde toezichtmaatregelen zijn dubbelop gelet op  klagers bpg-plaatsing en hebben voor klager consequenties gehad, zoals geen bezoek zonder toezicht (BZT) en minder bezoek. Klager heeft zijn dochter maanden niet gezien.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Ten tijde van de beslissing van 31 januari 2017 stond klager niet op de GVM-lijst. De aan klager opgelegde toezichtmaatregelen van 31 januari 2017 zijn hem op basis van GRIP-informatie en informatie van de p.i. Almelo opgelegd. Pas op 22 februari 2017 is klager op de GVM-lijst geplaatst. De toezichtmaatregelen van 31 januari 2017 zijn op 22 februari 2017 vervangen door GVM-maatregelen. De toezichtmaatregelen naar aanleiding van klagers plaatsing op de GVM-lijst zijn op 1 maart 2017 geschorst. 

Het staat de directeur niet vrij GRIP-informatie te verspreiden, ook niet in het kader van een beklag- en beroepsprocedure. Er is wel bekend gemaakt dat er sprake was van een ontvluchtingsplan door middel van een gijzeling. Dit was voldoende om een beslissing te nemen. In de betreffende stukken van het GRIP staat dat deze niet voor verspreiding geschikt zijn. De inrichting beseft de impact van de toezichtmaatregelen op klager. De plaatsing van klager op de bpg-afdeling was vanwege zijn gedrag in de p.i. Almelo en heeft niets te maken met de ontvluchting.

 

3.         De beoordeling

Per beslissing van 31 januari 2017 heeft de directeur aan klager  de volgende toezichtmaatregelen  opgelegd:

- inhoudelijke controle van brieven en andere poststukken;
- individueel bezoek met toezicht;
- tijdens het bezoek het opnemen van gesprekken;
- het vooraf screenen van telefoonnummers;
- het opnemen van telefoongesprekken.

De beroepscommissie stelt vast dat klager pas later, namelijk op 22 februari 2017, op de GVM-lijst is geplaatst. Dit neemt niet weg dat de directeur op grond van artikel 36, derde lid, artikel 38, vierde lid en artikel 39, tweede lid, van de Pbw bevoegd is voornoemde toezichtmaatregelen op te leggen. Uitgezonderd de inhoudelijke controle van brieven en andere poststukken (artikel 35, derde lid van de Pbw), geldt daarbij dat de toezichtmaatregelen noodzakelijk dienen te zijn in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid, de voorkoming of opsporing van strafbare feiten of de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven.

De directeur legt aan de bestreden beslissing ten grondslag de verdenkingen rondom klager in verband met een ontvluchting door middel van een gijzeling. Deze plannen, die zich kennelijk in de p.i. Almelo zouden voltrekken, zijn gebaseerd op informatie die de directeur van de p.i. Almelo van het GRIP heeft ontvangen en vervolgens aan de directeur van de p.i. Vught heeft verstrekt. In beroep voert de directeur van de p.i. Vught aan dat deze informatie vertrouwelijk is en niet in de beklag- en beroepsprocedure kunnen worden gedeeld.

In de Circulaire Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) van 13 april 2016, kenmerk 752442, van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is vermeld dat informatie van het GRIP waar mogelijk zo is opgesteld dat deze zonder verdere aanpassingen door de p.i. kan worden gebruikt, bijvoorbeeld in beklag- of beroepsprocedures. Voorts is in de Circulaire vermeld dat in sommige gevallen de herkomst en zelfs de precieze aard van de informatie geheel of gedeeltelijk zal moeten worden afgeschermd, bijvoorbeeld indien het gaat om zeer vertrouwelijke informatie afkomstig van het Team Criminele Inlichtingen dan wel afkomstig uit een lopend opsporingsonderzoek. Indien de binnengekomen informatie leidt tot het oordeel dat er door de directeur van de inrichting toezichts- of ordemaatregelen moeten worden genomen, maar de aard en de herkomst van de informatie zodanig moet worden afgeschermd, voorziet de Circulaire ten behoeve van beklag- beroepsprocedures in de volgende procedure.Het  GRIP zal in dergelijk gevallen de onderliggende informatie doen toekomen aan de Landelijk Officier van Justitie belast met GRIP-zaken. Deze zal ervoor zorgdragen dat de onderliggende informatie door de betrokken zaaksofficier of de criminele inlichtingen (c.i.) officier wordt getoetst op de criteria actualiteit, concreetheid en voor zover mogelijk, volledigheid. In voorkomende gevallen zal de rechtmatigheid van de verkregen informatie en de betrouwbaarheid van de bron en de informatie worden getoetst, inclusief de daaraan toegekende codering. De Officier van Justitie van het Landelijk Parket belast met GRIP-zaken draagt er vervolgens voor zorg dat het resultaat van voormelde toetsing wordt vastgelegd in een schriftelijk en gedagtekend ambtsbericht dat (door tussenkomst van het GRIP) wordt verzonden aan de directeur van de inrichting. In dit ambtsbericht wordt vermeld dat er sprake is van een concreet (en verhoogd) veiligheidsrisico en waar mogelijk van de redenen daarvan, waarbij een advies kan worden gegeven tot het treffen van bepaalde maatregelen.

De beroepscommissie is van oordeel dat de noodzaak tot het opleggen van de toezichtmaatregelen onvoldoende is gemotiveerd. Het argument van de directeur dat hij de GRIP-informatie niet kan delen in de beklag- en beroepsprocedure vanwege het vertrouwelijke karakter van de informatie treft geen doel. Op grond van vorenbedoelde Circulaire immers had de directeur de hem geleverde GRIP-informatie over dienen te leggen,of als dat vanwege de vertrouwelijkheid op bezwaren stuit, het GRIP kunnen vragen om een ambtsbericht van de Officier van Justitie van het Landelijk Parket belast met GRIP-zaken, waarbij de vertrouwelijkheid van de gegevens alsnog kon worden gewaarborgd.

Nu de directeur de betrokken GRIP-informatie, noch een ambtsbericht van de Officier van Justitie van het Landelijk Parket belast met GRIP-zaken heeft overgelegd, en de noodzaak tot het opleggen van de toezichtmaatregelen ook overigens onvoldoende is onderbouwd, kan de bestreden beslissing  niet in stand blijven. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager en stelt deze vast op € 25,=.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. drs. J.P. Meesters en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 20 februari 2018

 

 

Naar boven