Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1849/GA, 14 maart 2018, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1849/GA

 

betreft: [klager]            datum: 14 maart 2018

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J.C. Duin, namens

 

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 juni 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 december 2017, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.C. Duin en mevrouw […], juridisch medewerker bij de p.i. Ter Apel.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Klager beklaagt zich over de oplegging van een ordemaatregel voor de duur van zeven dagen op 12 januari 2017 tot en met 19 januari 2017 (TA-2017-000021).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft een medegedetineerde geslagen om zichzelf te verdedigen. De medegedetineerde kwam naar klagers cel toe en begon met slaan. Klager sloeg terug, waardoor de medegedetineerde viel. Klager zat vervolgens op de medegedetineerde en sloeg nog een keer. De medegedetineerde krabde klager, waarna klager nog een keer sloeg en wegrende. Dat klager geen verwondingen opliep, doet daar niets aan af. Het gevecht vond plaats in de cel. De bewaarders konden niet zien wat er in de cel gebeurde. Verder heeft klager zijn twijfels bij het onderzoek. Gedetineerden die klagers verhaal kunnen bevestigen werden niet bevraagd. Ook vermoedt klager dat het onderzoek al afgerond was voor de opgelegde zeven dagen. De directeur gaf niet aan dat de duur van het onderzoek noodzakelijk was. In het dossier is alleen de verklaring van de directeur te vinden en niet van de bewaarders zelf. Daarnaast wordt verwezen naar de verklaring van p.i.w’er genaamd Sandra. Die zit echter niet in het dossier. Bovendien is niet duidelijk wie het rapport met betrekking tot de ordemaatregel opmaakte.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directie meent dat klager disproportioneel geweld gebruikte. Dit op basis van de verwondingen die de medegedetineerde opliep. Er werd wel degelijk nader onderzoek verricht naar aanleiding van het incident. Het afdelingshoofd voerde meerdere gesprekken met klager, de medegedetineerde en personeelsleden. Het rapport werd opgemaakt door een medewerker die er bij was. Wie dat precies was is onduidelijk. De tijd voor het onderzoek was nodig. De gesprekken duurden een paar dagen en de medegedetineerde moest ook gehoord worden. Door de verwondingen kon dat pas na een paar dagen. De medegedetineerde kreeg ook een ordemaatregel opgelegd.

 

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Pbw in verbinding met artikel 23, eerste lid onder a, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde voor de duur van ten hoogste twee weken in afzondering te plaatsen indien in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting dan wel voor een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is.

Een ordemaatregel duurt voort zolang dit noodzakelijk is en dient te worden beëindigd zodra dat mogelijk en verantwoord is. De directeur dient tussentijds te toetsen of de voortduring van de maatregel noodzakelijk is.

Vaststaat dat klager in gevecht is geraakt met een medegedetineerde. In het kader van het doen van onderzoek naar de aanleiding van dit gevecht werd een ordemaatregel opgelegd.  Uit het verslag van de opgelegde disciplinaire straf van 26 januari 2017 volgt dat er diverse gesprekken gevoerd zijn. Ter zitting werd duidelijk dat gesprekken gevoerd werden met verschillende medewerkers, klager en de medegedetineerde. Uit een nagezonden stuk door de juridisch medewerker van de p.i. blijkt dat meerdere medewerkers aanwezig waren bij het voorval. Door de opgelopen verwondingen van de medegedetineerde kon hij pas een paar dagen later gehoord worden. Gelet op voorgaande acht de beroepscommissie het aannemelijk dat de duur noodzakelijk was voor het voeren van het onderzoek.

Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J. Schagen MA en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 14 maart 2018

 

           

 

           

 

 

 

           

 

 

                        secretaris                                                                    voorzitter

 

 

Naar boven