Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1735/GA, 14 maart 2018, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer:          17/1735/GA

 

betreft: [klager]            datum: 14 maart 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

 

[…], verder te noemen klager,

 

gericht tegen een uitspraak van 18 mei 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek, locatie Ooyerhoek

 

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

Klager en de directeur van de locatie Ooyerhoek zijn uitgenodigd om ter zitting van 20 december 2017, gehouden in de p.i. Lelystad te worden gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De directeur van locatie Ooyerhoek te Achterhoek heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het ten onrechte opleggen van een disciplinaire straf op 24 maart 2017, inhoudende een opsluiting van vijf dagen in een strafcel vanwege het weigeren van een bevel om DNA af te staan.

 

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager werd uit het niets op 24 maart 2016 opgehaald om DNA af te staan. Dit was hem niet bekend en daarom wilde hij eerst met zijn raadsman overleggen. Klager mocht de raadsman om 10.30 uur bellen. Die was echter vanaf 14.00 uur weer bereikbaar. Klager werd meteen in de isolatie geplaatst, ondanks dat in de brief over de DNA-afname stond dat deze plaats zou vinden tussen 08:00 en 17:00 uur. Om 15.00 uur sprak klager zijn raadsman alsnog. Die legde uit dat hij mee moest werken. Dat deed klager vervolgens. Daarna mocht hij terug naar zijn cel.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie neemt het volgende in overweging. Op grond van artikel 51, eerste lid in verbinding met artikel 50, eerste lid van de Pbw kan de directeur klager een disciplinaire straf opleggen indien een medewerker constateert dat hij betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

In het door de p.i.w.-er naar waarheid opgemaakte verslag en het verslag oplegging disciplinaire straf staat dat klager werd gevraagd mee te werken aan een bevel van de rechtbank tot DNA-afname. Klager gaf aan niet mee te willen werken, voordat hij zijn advocaat sprak. Die mogelijkheid werd klager geboden, maar de advocaat was niet bereikbaar. Klager gaf aan dat hij tussen 14.00 uur en 16.00 uur terug kon bellen naar zijn advocaat. Klager werd om 10.30 uur medegedeeld dat de procedure weigering

DNA-afname werd gestart, waarna klager om 10.45 uur in de isolatie werd geplaatst.

Klager gaf in zijn beroepschrift aan dat in de brief met betrekking tot de DNA-afname stond dat het DNA tussen 08.00 uur en 17.00 uur moest worden afgenomen. Dit werd niet weersproken in beroep.

Gelet op voorgaande meent de beroepscommissie dat klager gedurende het tijdsbestek waarbinnen het DNA afgenomen moest worden, nog mee had kunnen werken. Er was nog tijd genoeg. Bovendien gaf klager aan dat hij voor het verloop van de tijd zijn advocaat wel kon bereiken. De beroepscommissie is van oordeel dat het opleggen van de disciplinaire straf als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. Nu klager daadwerkelijk nadeel ondervond, is de beroepscommissie van oordeel dat klager een tegemoetkoming toekomt. Gelet op de korte duur dat klager op de isolatie werd geplaatst, namelijk twee en een half uur, vindt de beroepscommissie een bedrag van €5,= passend.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J. Schagen MA en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 14 maart 2018

 

           

 

           

 

 

 

           

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven