Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3912/SGA, 22 februari 2018, schorsing
Uitspraakdatum:22-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : 17/3912/SGA

Betreft : [klager]          datum: 24 november 2017

 

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

 

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Zwaag.

 

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 21 november 2017, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van 10 dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 21 november 2017 om 20.40 uur en eindigend op 1 december 2017 om 16.00 uur, wegens het in de verblijfsruimte aantreffen van contrabande (een GSM-telefoon).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 24 november 2017, de nadere toelichting daarop van verzoekers raadsman, mr. J.F. van der Brugge,  en van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 24 november 2017.

 

1.         De beoordeling

De raadsman van verzoeker heeft allereerst verzocht om uitstel van de termijn voor het geven van een nadere reactie, teneinde in te kunnen gaan op de reactie van de directeur. De voorzitter wijst dit verzoek af nu de procedure van de behandeling van het schorsingsverzoek daarin niet voorziet.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Hoewel in het in de locatie Zwaag toegepaste sanctiebeleid een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel staat vermeld voor feiten als het onderhavige, dient primair het landelijk geldende sanctiebeleid als neergelegd in de “Sanctiekaart 2016 Landelijk” (hierna: de Sanctiekaart) te gelden. In dat landelijk geldende beleid is voor feiten als de onderhavige een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in de eigen verblijfsruimte als maximum vermeld. Dit beleid is weliswaar niet bindend en de directeur mag daarvan afwijken, maar hij dient in dat geval in de belangenafweging duidelijk aan te geven waarom in dat specifieke geval gekozen is voor een zwaardere sanctie dan in de Sanctiekaart is vermeld.  Een dergelijke belangenafweging ontbreekt in dit geval. De bestreden beslissing is daarom genomen op gronden die deze niet kunnen dragen en het verzoek komt daarom voor toewijzing in aanmerking.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

 

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 november 2017.

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven