Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3802/JA, 15 maart 2018, beroep
Uitspraakdatum:15-03-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/3802/JA

betreft: [klager]            datum: 15 maart 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], geboren op 1 augustus 1998, verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 6 oktober 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Het Keerpunt te Cadier en Keer, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde j.j.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het door gedragswetenschapper B. opnemen van verschillende feitelijke onjuistheden in het advies inzake verlenging van de maatregel tot plaatsing in de justitiële jeugdinrichting (hierna: p.i.j.-verlengingsadvies). (Beklagnummer: J2017/212.)

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft in beroep zijn standpunt als volgt toegelicht. De beklagrechter heeft ten onrechte klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag. De klacht is niet te laat ingediend. Klager snapt niet hoe de beklagrechter aan de datum van 18 augustus 2017 komt. De beklagrechter heeft onder een hoedje gespeeld met de directeur van de inrichting. De herziene versie van het p.i.j.-verlengingsadvies heeft klager op 25 augustus 2017 ondertekend. Klagers klacht is ontvankelijk, want zelfs in het herziene advies staan leugens. Klager had niet al op 18 augustus 2017 in beklag kunnen gaan, want dan was hij te voorbarig geweest. Hij was in overleg met de gedragswetenschapper, heeft afgewacht hoe de situatie zich zou ontwikkelen en is toen pas in beklag gegaan.

De directeur heeft in beroep zijn standpunt als volgt toegelicht. Voor het zoals klager beschrijft op een later moment - tegen de herziene versie van het p.i.j.-verlengingsadvies - in beklag gaan, zijn geen aanwijzingen te vinden. Klager heeft zijn klaagschrift zelf gedateerd op 18 augustus 2017 en hij heeft daarnaast zelf als datum van het incident 18 augustus 2017 ingevuld. Op basis van de informatie die bij de instelling bekend is, zijn geen aanwijzingen gevonden om aan te nemen dat het klaagschrift later is verstuurd door toedoen van de instelling. Het klaagschrift is volgens dagtekening van de inrichting op 28 augustus 2017 aan de beklagcommissie gezonden en op 29 augustus 2017 ontvangen door de beklagcommissie. Een klacht wordt bij het aantreffen in de brievenbus nog diezelfde dag verstuurd. De brievenbus wordt meermalen per week gecontroleerd.

Mocht klager ontvankelijk worden geacht in zijn beklag, dan wordt opgemerkt dat het p.i.j.-verlengingsadvies een advies is als bedoeld in artikel 77 lid 5 sub a van het Wetboek van Strafrecht. Het betreft niet een door of namens de directeur genomen beslissing jegens de jeugdige als bedoeld in artikel 65 Bjj, waartegen beklag openstaat.    

 

3.         De beoordeling

Ten aanzien van de ontvankelijkheid overweegt de beroepscommissie als volgt.

In artikel 66, tweede lid van de Bjj staat opgenomen dat de indiening van het klaagschrift door tussenkomst van de directeur van de inrichting waar de jeugdige verblijft kan geschieden. De directeur draagt in dat geval zorg dat het klaagschrift, of, indien het klaagschrift zich in een envelop bevindt, de envelop van een dagtekening wordt voorzien, welke geldt als dag van indiening.

De beroepscommissie acht in het licht van hetgeen namens de directeur is verklaard niet aannemelijk dat klager zijn klacht tijdig heeft ingediend. De beklagrechter heeft klager derhalve op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard in het beklag. 

Overigens staat tegen verslaglegging van een gedragswetenschapper geen beklag open.

Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

 

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, prof. dr. F. Boer en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris, op 15 maart 2018

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven