Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0577/GB, 18 juni 2003, beroep
Uitspraakdatum:18-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/577/GB

Betreft: [klager] datum: 18 juni 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 10 maart 2003, door tussenkomst van het bureau selectiefunctionarissen, bij het secretariaat van deRaad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1963], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 februari 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis te Veenhuizen afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 26 februari 2002 gedetineerd. Hij verbleef in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Utrecht te Nieuwegein. Op 23 augustus 2002 is hij overgeplaatst naar de p.i. Zuid-West, locatie Dordtse Poorten, unit 2,gevangenis, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 20 juni 2002. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 26 oktober 2006.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de afwijzing als volgt toegelicht.
Hij wil graag een opleiding volgen waarmee hij na zijn detentie aan de slag kan. Een eerdere cursus heeft hij afgebroken omdat hij na enkele lessen al klaar was met het boek en hij tevens was afgestraft en naar een gevangenis zouworden overgeplaatst. In de inrichting waar hij thans verblijft is het niet mogelijk de door hem gewenste opleiding te volgen, hetgeen in Veenhuizen wel het geval is.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klagers verzoek tot het volgen van vakonderwijs is onvoldoende onderbouwd. In het huis van bewaring waar hij voorheen verbleef heeft hij het volgen van onderwijs laten schieten voor deelname aan sport. Ook thans volgt klager geenonderwijs.
Het is gewenst dat klager -gelet op zijn wisselende opleidingswensen- in overleg met de afdeling onderwijs of de individuele traject begeleider zijn toekomstplannen nader probeert uit te werken, mede om duidelijk te krijgen of zijnwensen aansluiten bij zijn mogelijkheden, alvorens hij zo maar ergens aan begint.
Het al dan niet laten deelnemen aan een opleidingstraject is overigens voorbehouden aan de betreffende inrichting die de opleiding aanbiedt en daarin heeft de selectiefunctionaris geen bevoegdheid.

4. De beoordeling
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.Hierbij is met name in aanmerking genomen het gegeven dat klager
tot op heden er geen blijk van heeft gegeven serieus aan een opleiding te willen werken.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 18 juni 2003

secretaris voorzitter

Naar boven