Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2315/JA, 17/2316/JA en 17/2995/JA, 23 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/2315/JA, 17/2316/JA en 17/2995/JA

betreft: [klager]            datum: 23 februari 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van […], geboren op [1996], verder te noemen klager,

gericht tegen twee uitspraken van 18 mei 2017 en een uitspraak van 7 juli 2017  van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting Het Keerpunt te Cadier en Keer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 februari 2018, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.M. Penn, en [...], directeur van Het Keerpunt, en […], juridisch adviseur.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagrechter

Het beklag betreft:

a. de oplegging van een disciplinaire straf op 25 januari 2017 wegens het bekrassen van de buitenmuur van de luchtplaats en het verstoppen van een wc  (J2017/38)

b. de ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten vanaf 30 januari 2017, 16.00 uur, tot en met 1 februari 2017, 16.00 uur (J2017/44)

c.  het niet mogen bellen met de advocaat en neef op 30 en 31 januari 2017 (J2017/46).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel a. van het beklag en het beklag voor het overige ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

a. Klager is niet gehoord en heeft de schriftelijke mededeling niet geweigerd te tekenen. Hij heeft om de schriftelijke mededeling gevraagd, maar deze niet gekregen. Als hij deze wel had gekregen zou hij deze ook ondertekend hebben. Klager is het niet eens met de

niet-ontvankelijk verklaring in zijn klacht. Hij ontkent dat hij de muur heeft bekrast. Nu niet vast staat dat hij dat gedaan zou hebben, had hem een ordemaatregel opgelegd moeten worden. Hij is ten onrechte dubbel bestraft.

b. Het opleggen van de ordemaatregel was niet noodzakelijk en in feite een bestraffing, omdat de inrichting al op de hoogte was van mogelijke invoer van contrabande en klager daarvoor een disciplinaire straf was opgelegd waarvan de tenuitvoerlegging door de schorsingsvoorzitter was geschorst. De ordemaatregel was ook niet in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting, omdat men al vijf dagen de tijd had gehad om onderzoek te doen. Klager zou op 26 januari 2017 zijn gehoord over vernieling en over niet bekende feiten, maar er was geen sprake van nieuwe feiten. Uit de beschikking van de disciplinaire straf blijkt al dat klager brieven heeft geschreven en de inhoud daarvan onderzocht moest worden.

c. Klager ontkent dat hij zijn advocaat heeft kunnen bellen. Het beklag is ongegrond verklaard omdat de beklagrechter geen twijfel over de juistheid van de dagrapportage heeft, maar de beklagrechter overweegt wel dat de vraag om de advocaat te bellen daarin niet aan de orde is geweest. Verder overweegt de beklagrechter dat een jongere te allen tijde zijn advocaat mag bellen mits er noodzaak en gelegenheid voor is, alsmede dat klager geduld moet hebben vooraleer er gelegenheid is. Als er geen gelegenheid is, moet die gelegenheid volgens klager echter gemaakt worden.

Door en namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

a. Klager is terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. De door de advocaat eerder ingediende klacht HK2017/00043 is dezelfde klacht over hetzelfde onderwerp en is door de beklagrechter gegrond verklaard onder toekenning van een tegemoetkoming van € 10,=.

b. De disciplinaire straf was op 25 januari 2017 opgelegd voor het bekrassen van de buitenmuur van de luchtplaats en het verstoppen van een wc. Tijdens het horen had klager verwezen naar brieven. Deze brieven zijn na kamercontrole pas aangetroffen en bestudeerd, waarna is besloten tot nader onderzoek. Om die reden is op 30 januari 2017 de ordemaatregel opgelegd. Het onderzoek is vervolgens gestart op 31 januari 2017. Volgens de psychiater en de gedragsdeskundige was sprake van een onveilige situatie.

c. De inrichting houdt zich strikt aan het mogen bellen van jongeren met de advocaat als daartoe de noodzaak en de gelegenheid bestaat, ook als een jongere een ordemaatregel of disciplinaire straf is opgelegd. Volgens de dagrapportage heeft klager op 30 januari 2017 met zijn advocaat gebeld en was en tweede keer bellen met zijn advocaat niet mogelijk. Verder heeft klager volgens de dagrapportage de volgende dag met zijn moeder gebeld en komt daarin geen enkele melding voor dat klager die dag heeft verzocht zijn advocaat te bellen.

 

3.         De beoordeling

a. Nu door en namens klager in beroep niet is betwist dat zij beiden dezelfde klacht hebben ingediend en de door klagers advocaat ingediende klacht eerder door de beklagrechter is ontvangen en gegrond is verklaard, staat vast dat tweemaal over eenzelfde kwestie ie geklaagd. Klager is daarom op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard in de tevens door hem ingediende klacht die later dan de door de advocaat ingediende klacht door de beklagrechter is ontvangen.

b. Op grond van de stukken en het behandelde ter zitting is voldoende aannemelijk dat pas na het opleggen van de disciplinaire straf wegens het bekrassen van de buitenmuur van de luchtplaats en het verstoppen van een wc de brieven zijn gevonden waarop klager tijdens het horen had gewezen. Voorts is voldoende aannemelijk dat vanwege de ernst van de inhoud van die brieven, waarin onbetwist ernstige beschuldigingen jegens personeelsleden stonden vermeld en waarbij klager heeft verwezen naar een andere jongere van klagers groep, verder onderzoek nodig was. Gelet op de aard van de door klager jegens personeelsleden geuite beschuldigingen en de inschatting van de psychiater en de gedragsdeskundige dat sprake was van een onveilige situatie, heeft de directeur in alle redelijkheid op 30 januari 2017 de ordemaatregel aan klager kunnen opleggen.

c. Ingevolge artikel 44, vierde lid, Bjj wordt de jeugdige in staat gesteld met zijn advocaat  telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaan.

Klager stelt dat hij op 30 en 31 januari 2017 heeft verzocht zijn advocaat en neef te mogen bellen en dat hem dat is geweigerd. Uit de dagrapportage van de inrichting komt echter naar voren dat klager op beide dagen in de gelegenheid is geweest te bellen. Zo staat beschreven dat klager op 30 januari 2017 tijdens het luchten zijn advocaat heeft gebeld en dat een  tweede keer bellen met zijn advocaat tijdens het luchten niet is toegestaan, omdat het personeel terug moest naar de groep en de telefoon niet in de luchtkooi mag worden achterlaten. Verder staat beschreven dat klager op 31 januari 2017 zijn moeder heeft gebeld. Gelet op deze beschrijving van klagers belcontacten en afwijzing van het verzoek zijn advocaat op 30 januari 2017 een tweede keer te bellen, is niet aannemelijk te achten dat klager op die dagen heeft verzocht zijn neef te mogen bellen en op de volgende dag heeft verzocht zijn advocaat te bellen en dat die verzoeken zouden zijn afgewezen zonder dat daarvan melding in de dagrapportage zou zijn gemaakt.

De stelling van klagers advocaat dat jeugdigen te allen tijde gelegenheid moet worden gegeven met hun advocaat te bellen is in zijn algemeenheid niet juist, nu ook sprake moet zijn van de noodzaak tot telefonisch contact. Niet is gesteld of gebleken dat op 30 januari 2017 voor klager de noodzaak bestond zijn advocaat tijdens het luchten een tweede keer te bellen. 

De beroepen zullen daarom ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagrechter.

 

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, prof. dr. F. Boer en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 23 februari 2018.

 

 

 

                         

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven