Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4042/JA, 22 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/4042/JA

betreft: [klager]            datum: 22 februari 2018

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de rijks justitiële jeugdinrichting (j.j.i.), locatie De Hunnerberg te Nijmegen, gericht tegen een uitspraak van 23 november 2017 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van […], geboren op [1996], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 februari 2018, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, is namens voormelde directeur gehoord […], manager primair proces.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij afstand van horen gedaan.

Als toehoorder van de zijde van de Raad was ter zitting aanwezig mr. E.W. Bevaart, coördinerend secretaris.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – kamerplaatsing wegens vernieling en weigering daarover in gesprek te gaan met het afdelingshoofd (H-2017-098).

 

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager heeft op 22 augustus 2017 door vernieling van rijkseigendom een ordemaatregel opgelegd gekregen. Het afdelingshoofd wilde met klager een gesprek aangaan om in te schatten hoe het met klager ging en om te onderzoeken wat de beweegreden was van klagers handelen. Ook een dag eerder was al sprake van ongewenst gedrag. Het gesprek was noodzakelijk om de gemoedstoestand van klager te toetsen en om inzicht te krijgen of klagers aanwezigheid op de groep weer veilig was voor klager, groepsgenoten en het personeel. Afhankelijk van het verloop van het gesprek kon de maatregel worden opgeheven. Het gesprek diende in geen geval als reden om klager langer op zijn kamer te (willen) houden dan de ordemaatregel zou duren. Het is gebruikelijk in de inrichting om een dergelijk gesprek te voeren. Dat gesprek kan op elk moment binnen de ordemaatregel of disciplinaire straf plaatsvinden. Afhankelijk van het gesprek, kan worden besloten een jeugdige dan weer (direct) op de groep te laten meedraaien. Op 23 augustus 2017, nog voor het eindigen van de ordemaatregel, heeft klager ingestemd met een gesprek met het afdelingshoofd. Na dat gesprek is klager weer ingestroomd op de groep en was hij verder rustig aanwezig.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Op 22 augustus 2017 om 12.45 uur heeft klager de ordemaatregel plaatsing in een andere ruimte, van 22 augustus 2017, 13.45 uur tot en met 23 augustus 2017, 13.45 uur opgelegd gekregen, wegens vernieling van een televisie toebehorend aan de inrichting. Klager heeft aangegeven dat hij wegens die vernieling een maatregel heeft gehad van 24 uur op cel.  Daarna moest hij in gesprek gaan met het afdelingshoofd en dat wilde hij niet. Klager meent dat hij op kamer moest blijven totdat hij in gesprek zou gaan. Klager vindt dat hem wel een straf mag worden gegeven, maar niet dat hij mag worden gedwongen tot een gesprek. Uit de dagrapportage volgt dat klager op 23 augustus 2017 om 11.10 uur in gesprek is gegaan met de groepsleiding en het afdelingshoofd. Na dat gesprek mocht klager weer instromen op de groep.

De beroepscommissie stelt vast dat klager binnen de opgelegde termijn van de ordemaatregel in gesprek is gegaan met het afdelingshoofd. Op grond van hetgeen namens de directeur naar voren is gebracht, is niet aannemelijk dat het weigeren in gesprek te gaan met het afdelingshoofd de reden is geweest voor het opleggen van de ordemaatregel. Voorts is voldoende aannemelijk dat, zoals namens de directeur is verklaard, het gebruikelijk is dat de jeugdige een gesprek voert als kamerplaatsing is opgelegd en dit gesprek niet diende als reden om klager langer op kamer te houden dan de termijn waarvoor de ordemaatregel is opgelegd. Evenmin is aannemelijk dat het niet in gesprek willen gaan heeft geleid tot het langer voortduren van de ordemaatregel dan de termijn waarvoor deze is opgelegd. Om voormelde redenen kan de beslissing van de beklagcommissie dan ook niet in stand blijven. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren. 

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, prof. dr. F. Boer en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris, op 22 februari 2018

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven