Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2857/JA, 22 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer: 17/2857/JA

betreft: [klager]           datum: 22 februari 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de rijks justitiële jeugdinrichting (j.j.i.), locatie De Hunnerberg te Nijmegen, gericht tegen een uitspraak van 24 augustus 2017 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van […], geboren op 12 januari 1996, verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 februari 2018, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, is namens voormelde directeur gehoord […], manager primair proces.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij afstand van horen gedaan.

Als toehoorder van de zijde van de Raad was ter zitting aanwezig mr. E.W. Bevaart, coördinerend secretaris.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een ordemaatregel op 2 mei 2017 (16.00 uur), betreffende slapen op de ‘iso’ voor drie nachten (H-2017-059).

De beklagcommissie heeft het beklag formeel gegrond en inhoudelijk ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Primair is de inrichting van mening dat klager niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard in het beklag. In gevallen waar de instelling fouten maakt met data of tijdstippen, worden dergelijke misslagen - terecht - door de beklagcommissie niet geaccepteerd. Klager heeft in casu zelf maar liefst drie keer in het klaagschrift een verkeerde datum van plaatsvinden van het incident genoemd. Niettemin krijgt hij het voordeel van de twijfel en dat maakt dat er met twee maten wordt gemeten.

Voor het geval klager ontvankelijk wordt verklaard in het beklag wordt subsidiair aangedragen dat de ordemaatregel terecht is opgelegd. Ook is er - anders dan de beklagcommissie heeft overwogen - geen sprake van een formeel gebrek wegens het ontbreken van een door of namens de directeur ondertekende schriftelijke mededeling. Tijdens de beklagzitting beschikte de inrichting wegens de foutief vermelde datum in het klaagschrift niet over de juiste papieren. Om die reden kon ter zitting niet direct een ondertekende versie van de schriftelijke mededeling overhandigd worden en is tijdens schorsing van de zitting in de haast een ongetekende print van het document overgelegd, zodat in elk geval duidelijk werd op welk incident het beklag precies zag. Nog gedurende de zitting heeft een medewerker het juiste, ondertekende, document uit de archiefmap gehaald. De ondertekende schriftelijke mededeling is na beraadslaging van de beklagcommissie getoond, echter deze werd door de beklagcommissie niet meer meegenomen in de uitspraak.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beklag overweegt de beroepscommissie als volgt. Klager heeft zijn klaagschrift gedateerd 4 april 2017. Het beklag is op 8 mei 2017 binnengekomen bij het secretariaat van de commissie van toezicht. Ter zitting van de beklagcommissie is duidelijk geworden dat klager bij het indienen van het beklag de maanden april en mei door elkaar heeft gehaald. Klager heeft aangegeven in beklag te hebben willen gaan in verband met het incident op 2 mei 2017.

De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagcommissie klager terecht ontvankelijk heeft verklaard in zijn beklag. Aannemelijk is dat sprake is geweest van een kennelijke verschrijving van klager. Ter zitting van de beklagcommissie is, ook voor de directeur, voldoende duidelijk geworden dat klager beoogde te klagen over de aan hem opgelegde ordemaatregel van 2 mei 2017, terwijl voorts aannemelijk is dat het klaagschrift op 4 mei 2017 is geschreven en het beklag tijdig is ingediend.  De beklagcommissie heeft klager daarom terecht ontvankelijk verklaard in zijn klacht. 

Het beklag is uitsluitend gegrond verklaard vanwege het volgens de beklagcommissie ontbreken van een niet door of namens de directeur ondertekende mededeling van de bestreden beslissing. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat na het vernemen van de juiste datum van de bestreden beslissing de juiste informatie moest worden opgezocht en dat de inrichting toen niet tijdig de ondertekende beslissing aan de beklagcommissie heeft kunnen overhandigen.

In beroep is de ondertekende schriftelijke mededeling van de ordemaatregel echter alsnog namens de directeur overgelegd. Gelet daarop kan de conclusie van de beklagcommissie dat het beklag gegrond moet worden verklaard vanwege vormverzuim niet worden gevolgd en moet het beroep gegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep betreffende de ontvankelijkheid van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Zij verklaart het beroep voor het overige gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van de gegrondverklaring van het beklag wegens vormverzuim en verklaart het beklag ook in zoverre alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, prof. dr. F. Boer en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris, op 22 februari 2018

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven