Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1901/GA, 15 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:15-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1901/GA

betreft: [klager]            datum: 15 februari 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C. Duin, namens […], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 juni 2017 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 januari 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, is gehoord klagers raadsman mr. J.C. Duin. De raadsman van klager heeft medegedeeld dat klager momenteel op de (voormalige) Nederlandse Antillen gedetineerd zit. De directeur van voormelde locatie heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het voortduren van klagers verblijf in het basisregime (R-2017-000096). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is van mening dat hij groen gedrag vertoont op basis waarvan plaatsing in het plusprogramma geboden zou zijn geweest. Er zat een redelijke tijd tussen de incidenten waarnaar door de directeur wordt verwezen om klager in het basisprogramma te houden en na genoemde incidenten hebben zich geen nieuwe incidenten voorgedaan. Voorts is klager van mening dat hij afdoende heeft getracht mee te werken aan zijn re-integratie en kan het feit, dat hij de reflector van de training Kies voor Verandering niet wenst in te vullen, niet worden uitgelegd als zijnde dat klager niet zou willen meewerken aan zijn re-integratie.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet nader toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Ten aanzien van het beklag onder a:

Ingevolge artikel 1d, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) heeft een gedetineerde aanspraak op promotie indien hij op alle onderdelen van goed gedrag – ‘groen gedrag’ – positief scoort gedurende een periode van zes weken. De directeur beoordeelt de onderdelen van goed gedrag op basis van bijlage 1 van de Regeling, het zogeheten toetsingskader “stimuleren en ontmoedigen”.

In RSJ 13 juli 2016, 16/799/GA, heeft de beroepscommissie overwogen dat de directeur voorafgaande aan een beslissing over niet-promoveren een belangenafweging dient te maken tussen het aan de beslissing ten grondslag gelegde negatieve gedrag van klager

enerzijds en diens structurele gedrag, waaronder ook zijn positieve gedrag, anderzijds. De afwegingen die hij maakt om tot zijn beoordeling te komen, dienen gemotiveerd en schriftelijk kenbaar gemaakt te worden, enerzijds opdat klager inzichtelijk wordt geïnformeerd over zijn gedragingen die uiteindelijk hebben geresulteerd in het niet-promoveren, anderzijds opdat deze in beklag en beroep kunnen worden getoetst.

In de onderhavige zaak bevindt zich geen degradatiebesluit bij de stukken waaruit voornoemde belangenafweging volgt, zodat voor de beroepscommissie de belangenafweging die de directeur heeft gemaakt niet inzichtelijk is. Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep in zoverre gegrond verklaren.

Nu uit de stukken volgt dat in maart 2017 en in april 2017 twee incidenten zijn geweest waarvoor klager disciplinaire straffen opgelegd heeft gekregen, waarvan één incident plaatsvond terwijl klager nog in een proeftijd zat van een eerder opgelegde, deels voorwaardelijke, disciplinaire straf, en klager nog niet op alle onderdelen van goed gedrag – ‘groen gedrag’ – positief scoort, acht de beroepscommissie – het gebleken negatieve gedrag afwegende tegen het overige gedrag – het toekennen van een tegemoetkoming, ondanks het feit dat de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, in de onderhavige zaak niet passend en geboden.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. drs. J.P. Meesters en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 15 februari 2018.

 

                                

 

 

                        secretaris                                                                  voorzitter

 

Naar boven