Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3534/GB, 5 maart 2018, beroep
Uitspraakdatum:05-03-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/3534/GB

 

Betreft:            [klager]            datum: 5 maart 2018

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L. de Leon, namens

 

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 augustus 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op 19 januari 2018 zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman, en […], senior selectiefunctionaris, door een lid van de Raad gehoord. Van het horen is een verslag opgemaakt dat naar de partijen is gestuurd. Klager en zijn raadsman, alsmede de selectiefunctionaris, zijn in de gelegenheid gesteld op het verslag van horen te reageren. De Raad heeft van de selectiefunctionaris een reactie ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.


1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de afdeling Beheers Problematische Gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klager is sedert 5 juli 2016 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de p.i. Middelburg, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Op 29 augustus 2017 is klager in de BPG-afdeling van de p.i. Vught geplaatst, waar hij verblijft in een individueel regime met een uitgebreid beveiligingsniveau.
 

3.         De standpunten

3.1.      Door en namens klager is het beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.

Klager ontkent ten stelligste zich schuldig te hebben gemaakt aan voortgezet crimineel handelen en enig bewijs daarvoor is niet aangedragen, anders dan verwijzingen naar ingekomen informatie bij het Team Criminele Inlichtingen (TCI).

Vast staat dat vanuit het Openbaar Ministerie (OM) de wens aanwezig was om klager medio december 2016 geplaatst te krijgen in de extra beveiligde inrichting in Vught en dat hiertoe verzoeken zijn ingediend bij de desbetreffende autoriteiten. Uiteindelijk heeft dat erin geresulteerd dat eind februari 2017 negatief op dit verzoek van het OM is gereageerd. Klager is geplaatst op de lijst gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst). De maatregelen die de directeur daaraan heeft verbonden zijn iedere maand opnieuw bekeken. Klager is in juni 2017 door de directeur van de p.i. Middelburg op ‘groen’ gezet, ondanks zijn plaatsing op de GVM-lijst. Bij de rechtbank is op een pro forma zitting door de verdediging verzocht om de voorlopige hechtenis te schorsen. Op die zitting hoorde de officier van justitie voor het eerst van het feit dat klager op ‘groen’ was gezet. Kort daarna kwam informatie binnen van de TCI waaruit zou volgen dat klager opdrachten zou geven om bepaalde personen te liquideren. Er hebben doorzoekingen plaatsgevonden in de cel van klager. Klager is niet gearresteerd voor het beramen van een liquidatie op de officier van justitie. Er zijn wel aanhoudingen verricht in die zaak en klager heeft een verklaring afgelegd.

Dat klager in het bezit is van opgenomen telefoongesprekken van medegedetineerden is niet aan klager te wijten, nu deze zelf aan klager zijn verstrekt op bevel van de rechtbank.

Vanwege de plaatsing van klager op de GVM-lijst wordt klagers bezoek gescreend, zijn telefoonverkeer gecontroleerd en vinden er regelmatig cel-inspecties plaats. Deze en ook andere maatregelen laat klager zich keurig welgevallen. Hieruit is nooit iets relevants gekomen. In de p.i. Middelburg was de bewegingsvrijheid van klager door zijn plaatsing op de GVM-lijst al tot een minimum beperkt.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager zit – na schorsing van de preventieve hechtenis op 13 februari 2017 - sinds 17 februari 2017 weer in detentie na schending van de justitiële voorwaarden. Aanleiding van de overplaatsing van klager vormt het rapport van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) van 18 augustus 2017, waaruit – kort samengevat – volgt dat klager vanuit detentie opdrachten zou geven om een officier van justitie iets aan te doen, alsmede dat uit diverse  processen-verbaal van de TCI blijkt dat klager vanuit detentie opdrachten heeft gegeven om bij naam genoemde mensen te liquideren. Voorts is in het rapport de pro forma zitting in oktober 2017 vanwege de verdenking van het beïnvloeden van getuigen tijdens detentie vermeld. Gelet op de strafzaken van klager wegens zware verdenkingen (witwassen, afpersing, liquidaties, zware mishandeling en brandstichting), de plaatsing van klager op de GVM-lijst met een hoog risicoprofiel en de informatie van het GRIP van 18 augustus 2017, dit alles in onderling verband en samenhang bezien, heeft de selectiefunctionaris doen besluiten om betrokkene te plaatsen in een individueel regime, op de BPG-afdeling van de p.i. Vught en ter voorkoming van elk risico op voortgezet crimineel handelen in detentie. Klager zou in de inrichting medegedetineerden kunnen benaderen en beïnvloeden. Om dit te voorkomen is het nodig dat klager gescheiden van andere gedetineerden wordt ondergebracht en de contacten van klager goed te monitoren en zijn bewegingsruimte in de p.i. Vught tot een minimum te beperken.

Het OM heeft op 17 januari 2018 over de informatie van het GRIP van 18 augustus 2017 nog bericht dat het door het Landelijk Parket uitgevoerde onderzoek naar de verdenking van het opdracht geven tot liquidatie van de officier van Justitie tot 17 januari 2018 geen concreet resultaat heeft opgeleverd. De door het OM getroffen veiligheidsmaatregelen worden vooralsnog gehandhaafd. Voorts kan het OM geen nadere mededelingen in dit stadium doen over de informatie van het TCI, dat klager in detentie opdracht heeft gegeven om bij naam genoemde personen te liquideren. De volgende zittingen van klager met betrekking tot de verdenking van het beïnvloeden van getuigen tijdens detentie staan gepland op 6 maart 2018 en 25 mei 2018. De verdenkingen bestaan in de visie van het OM nog steeds in volle omvang.

           

4.         De beoordeling

4.1.      Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd. De BPG-afdeling van de p.i. Vught is een inrichting – gevangenis en huis van bewaring – voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2.      Een preventief gehechte, die nog niet in eerste aanleg is veroordeeld, dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele of beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, de aard van het door hen gepleegde delict, of de aard van het delict van het plegen waarvan zij worden verdacht een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.3.      Uit het GRIP rapport van 18 augustus 2017 volgt dat het meldpunt informatie heeft ontvangen waaruit blijkt dat er met betrekking tot klager sprake is van voortgezet crimineel handelen en het opdracht geven tot liquidatie. Het advies van het GRIP is om alle toezichtsmaatregelen behorende bij plaatsing op de GVM-lijst in de categorie hoog toe te passen, en het GRIP adviseert in dat verband tot plaatsing in een kleine setting, geen privileges binnen de inrichting, bezoek te laten plaatsvinden in een overzichtelijke kleine setting en het monitoren, vooral op de contacten met de buitenwereld. In het selectieadvies van 24 augustus 2017 heeft de directeur van de p.i. Middelburg verzocht om klager over te plaatsen naar een inrichting met een BPG-afdeling. De directeur heeft aangegeven dat een langer verblijf in de p.i. Middelburg, mede gelet op de inhoud van het GRIP rapport, niet wenselijk is, omdat het beveiligingsniveau in die p.i. onvoldoende is. Voorts staat in het selectieadvies vermeld dat op 23 augustus 2017 in de media is bericht dat klager in het bezit is van telefoongesprekken op tape van medegedetineerden. Nu dit bekend is binnen de inrichting, kan dit voor onrust zorgen.

 

4.4.      De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris in beginsel en bij afwezigheid van contra-indicaties of goed gefundeerde betwisting mag uitgaan van de informatie van het GRIP.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van de hiervoor genoemde omstandigheden en oordeelt, deze in onderling verband en samenhang bezien en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dat de selectiefunctionaris op 28 augustus 2017 in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen. Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit

mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 5 maart 2018.

 

               

                                           

                 secretaris                                                                      voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Naar boven