Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0807/STA, 17 april 2003, schorsing
Uitspraakdatum:17-04-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/807/STA

betreft: [klager] datum: 17 april 2003

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennis genomen van een op 10 april 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Utrecht van de inrichting voor de behandeling van ter beschikking gestelden Flevo Future, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissingen van of namens het hoofd van de inrichting,inhoudende
a. interne overplaatsing van de resocialisatieafdeling naar de afdeling Twijnhuis van de inrichting,
b. (aanvankelijke) weigering het schorsingsverzoek terzake van de beslissing onder a. naar de Raad te faxen en
c. de (aanvankelijke) weigering verzoeker toe te staan over de weigering onder b. met zijn raadsman te telefoneren.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van de klaagschriften d.d. 9 april 2003 en 10 april 2003 en de aanvulling hierop d.d. 13 april 2003 alsmede van de schriftelijke inlichtingen d.d. 16 april 2003 van het hoofd van deinrichting.

1. De standpunten
Verzoeker is van oordeel dat het hoofd van de inrichting hem ten onrechte na zijn terugkeer in de kliniek vanuit het Pieter Baan Centrum (PBC) heeft overgeplaatst van de resocialisatieafdeling naar de afdeling Twijnhuis, volgensverzoeker een intensieve behandelafdeling. Hij heeft nu een kamerprogramma. Al zijn vrijheden, waaronder verloven om buiten de inrichting een universitaire studie te volgen, zijn ingetrokken. De officiële reden voor deze beslissingis dat verzoeker heeft geweigerd mee te werken aan een door het gerechtshof aan het PBC opgedragen onderzoek. Namens verzoeker is in het kader van de lopende procedure tot (eventuele) verlenging van zijn tbs aan het hof gevraagd hemop andere wijze te doen onderzoeken dan op de door het PBC voorgestane wijze. De reden voor laatstgenoemd verzoek is dat verzoeker in het geval van een detentie in het PBC voor de duur van zeven weken, ernstige schade voorzag,waaronder financiële schade, aan zijn resocialisatie. Zijn universitaire studie zou stagneren en hij zou het inrichten van zijn woning niet kunnen vervolgen. Alle tot nu toe gedane investeringen zouden tevergeefs zijn geweest enklager vreesde zijn schulden niet meer te kunnen vereffenen. Ook vreesde hij schade aan zijn gezondheid doordat een behandeling van een kaakontsteking zou worden afgebroken. Daartoe gedwongen door de inrichting verbleef klager vanaf20 maart 2003 in het PBC. Daar
is verzoeker bekend geworden dat van de zeven weken slechts 20 à 30 uren daadwerkelijk aan psychiatrisch onderzoek zouden worden besteed. De psychiater was bereid verzoeker desverzocht tegemoet te komen door dit onderzoekaaneengesloten te verrichten. De directie van het PBC wilde hiervoor echter geen toestemming geven. Daarom is op 25 maart 2003 (naar de voorzitter verstaat door of namens klager) officieel aan het PBC meegedeeld dat het onderzoekwas beëindigd. Daarop heeft de directie van het PBC besloten verzoeker 24 uur per dag in zijn cel op te sluiten. Na het -op rustige wijze - uiten door verzoeker van scheldwoorden tegen personeelsleden is verzoeker naar deafzonderingsafdeling overgebracht. Op 6 april 2003 heeft het PBC aan het gerechtshof doorgegeven dat het niet tot een onderzoek kwam.
Verzoeker meent dat het verloop van zijn verblijf in het PBC geen reden mag zijn om hem naar de intensieve behandelafdeling van de inrichting over te plaatsen. Voorafgaand aan deze plaatsing is hij niet gehoord.
Geprivilegieerde contacten van verzoeker met de Raad en met zijn raadsman zijn gefrustreerd doordat de inrichting aanvankelijk niet bereid was het schorsingsverzoek naar de Raad te faxen en het personeel klager evenmin bij eerstegelegenheid hierover met zijn raadsman wilde laten telefoneren, terwijl het om een spoedeisende aangelegenheid gaat. Het telefoneren moest wachten tot het reguliere tijdstip voor telefoneren op die dag, 15.00 uur.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt - onder meer - naar voren dat klager is overgeplaatst van de transmurale afdeling naar een afdeling binnen de eerste beveiligde ring. De inrichting beschikt niet over eenafdeling voor intensieve zorg als bedoeld in artikel 32 Bvt. Interne overplaatsing is alleen beklagwaardig als het betreft een overplaatsing naar een zodanige intensieve zorgafdeling. De onderhavige beslissing is derhalve nietbeklagwaardig. Het schorsingsverzoek zal daarom niet ontvankelijk zijn.
Voor het faxen van de stukken van klager was de hulp van een personeelslid nodig. Klager eiste de verzending per fax op een zeer negatieve manier. De medewerker kon dit niet accepteren. Nadat klager alsnog op een normale,maatschappelijk aanvaardbare manier om verzending per fax had verzocht zijn de stukken per fax aan de Raad verzonden.
Hetzelfde geldt voor de wijze waarop klager zijn advocaat telefonisch te spreken vroeg. Om klager te laten weten dat een dergelijk optreden niet wordt getolereerd heeft het personeel klager tien minuten laten wachten alvorens hijtoestemming kreeg met zijn advocaat te bellen.

2. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a. van het verzoek overweegt de voorzitter het volgende.
De voorzitter neemt in aanmerking dat de inrichting niet beschikt over een door de minister van Justitie aangewezen afdeling voor intensieve zorg, zoals bedoeld in artikel 32 Bvt. Tegen interne overplaatsing naar een andereafdeling dan een zodanige afdeling voor intensieve zorg is in de Bvt geen beklag opengesteld. Dit brengt mee dat van de tenuitvoerlegging van een beslissing tot plaatsing op een andere afdeling dat een afdeling voor intensieve zorgook geen schorsing kan worden verzocht. Verzoeker dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in onderdeel a. ven het verzoek.

Ten aanzien van onderdeel b. van het verzoek overweegt de voorzitter het volgende.
Op de aanvankelijke weigering van de inrichting het schorsingsverzoekschrift met bijlagen naar de Raad te faxen is de inrichting teruggekomen door op 10 april 2003 het verzoekschrift alsnog naar de Raad te faxen. Van detenuitvoerlegging van een weigeringsbeslissing is dan geen sprake meer en daarmee ontvalt het belang aan het schorsingsverzoek. De voorzitter zal daarom onderdeel b. van het verzoek afwijzen.

Ten aanzien van onderdeel c. overweegt de voorzitter het volgende.
Ingevolge artikel 38, vierde lid, in verbinding met artikel 36, eerste lid onder i, Bvt heeft de verpleegde het recht met zijn rechtsbijstandsverlener te telefoneren op in de huisregels vastgestelde tijden (...).
De voorzitter acht het voorshands aannemelijk dat verzoekers wens om met spoed met zijn raadsman te mogen telefoneren niet aanstonds, maar na verloop van tien minuten is ingewilligd. Van de tenuitvoerlegging van een beslissing totweigering aan klager om over het schorsingsverzoek met zijn advocaat te mogen telefoneren was op laatstgenoemd moment geen sprake meer. Daarmee ontvalt het belang aan het schorsingsverzoek.
De voorzitter zal daarom onderdeel c. van het verzoek afwijzen.

3. De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in onderdeel a. van het verzoek.
De voorzitter wijst het verzoek ten aanzien van de onderdelen b. en c. af.

Aldus gedaan door mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 17 april 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven