Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2662/TB, 27 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:27-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:           17/2662/TB

 

betreft: [klager]            datum: 27 februari 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.M. Oldenburg, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 8 augustus 2017 van de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 januari 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L.M. Oldenburg, en namens verweerder, […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid. 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De verweerder heeft beslist klager te plaatsen in FPC Oostvaarderskliniek te Almere (hierna: de Oostvaarderskliniek).

 

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 29 maart 2013 veroordeeld tot een gevangenisstraf en is hem de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden opgelegd. Op 10 februari 2017 heeft de rechtbank Oost-Brabant bevolen dat klager alsnog van overheidswege wordt verpleegd. De verweerder heeft op 8 augustus 2017 beslist klager te plaatsen in de Oostvaarderskliniek.

 

3.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager komt van oorsprong uit Eindhoven. Zijn familie – onder wie zijn vader, moeder en zus – woont in Eindhoven. Klagers zoon van negen jaar woont in Helmond. Klager heeft goed contact met zijn familie. In De Woenselse Poort, tijdens zijn verblijf op basis van de opgelegde tbs met voorwaarden, heeft klager systeemgesprekken met zijn vader, moeder en zus gevoerd. Sinds klager gedetineerd is in de penitentiaire inrichting Arnhem heeft hij zijn zoontje amper kunnen zien. Dit doet klager veel verdriet. Klagers vader was bereid zeer regelmatig voor klager naar De Woenselse Poort te komen. Door de kleine afstand heeft klager tijdens zijn verblijf in De Woenselse Poort zijn relatie met zijn vader weer opgebouwd. De afstand tussen Eindhoven en Almere bedraagt ruim 130 kilometer. Klager zal zijn zoon en ouders daarom zelden meer kunnen zien. Er zijn diverse tbs-klinieken dichter bij Eindhoven, zoals de Pompestichting. Klager wil straks tijdens verlof zijn zoon kunnen bezoeken en tijd met hem doorbrengen. Ook een plaatsing dicht bij het bedrijf van klagers vader zou in verband met het op termijn te verwachten werkverlof geschikter voor klager zijn. Met de plaatsing in de Oostvaarderkliniek is rekening gehouden met het slachtoffer in klagers strafzaak, maar klager heeft vier jaar lang tbs met voorwaarden gehad en in deze periode heeft hij nooit geprobeerd contact te hebben met het slachtoffer; hij heeft hier absoluut geen behoefte aan. De door klager geuite bedreigingen komen voort uit een gevoel van onmacht. Zijn huidige casemanager in de kliniek heeft opgemerkt dat klager erg boos is over het besluit. Klager heeft niet het gevoel dat hij inspraak heeft gehad.

De conclusie in de ‘indicatiestelling TBS’ klager buiten de regio van het slachtoffer te plaatsen, is niet stringent geformuleerd, dit is volgens de opstellers van die indicatiestelling slechts ‘raadzaam’. Klager heeft sinds 2013 geen enkel contact met het slachtoffer opgenomen. Klager meent dat hij in een inrichting in Noord-Brabant thuishoort. Volgens de advocaat van klager zijn er geen wachtlijsten bij FPC De Rooyse Wissel. Klager heeft vertrouwen in deze inrichting. 

Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. In de ‘indicatiestelling TBS’ van het NIFP van 20 juli 2017 wordt klager geïndiceerd voor plaatsing in een FPC. De behandelpogingen in verschillende FPK’s zijn niet succesvol geweest. Ook FPK Transfore adviseert behandeling in een FPC. Hier zal gewerkt moeten worden aan het door klager erkennen van zijn problematiek en aan overige behandeldoelen, alvorens opnieuw getracht wordt klager te resocialiseren. Er is in overweging gegeven klager buiten de regio (van het slachtoffer) te plaatsen vanwege de delicten die in Oost-Brabant zijn gepleegd. Mocht op termijn blijken dat plaatsing dichter bij het netwerk van klager geïndiceerd is, dan kan dit vanuit de Oostvaarderskliniek worden bezien.

Bij de beslissing tot plaatsing waren klagers behandelgeschiedenis en de snelle beschikbaarheid van een plek in de Oostvaarderskliniek doorslaggevend. De slachtofferbelangen hebben geen doorslaggevende rol gespeeld. De verweerder wilde de behandeling zo snel mogelijk laten aanvangen. Klager heeft contact met zijn familie en vrienden. Klager wordt ondersteund door zijn netwerk, dat hem wil bezoeken. Door zijn plaatsing in de Oostvaarderskliniek is klager niet geschaad in zijn belangen. Klager heeft in de huidige inrichting goed contact met medepatiënten. Hij is goed ingesteld op medicatie. Het doel van de inrichting is hem op een pré-resocialisatieafdeling te plaatsen.

 

4.         De beoordeling

Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dienen, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt de volgende overwegingen te worden betrokken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en

b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Op grond van het Beleidskader plaatsing tbs dwang 2016 wordt een terbeschikkinggestelde in beginsel in de kliniek geplaatst die het dichtst bij zijn woonplaats ligt. Klager komt van oorsprong uit Eindhoven, zijn familie woont in Eindhoven en Helmond.

Aan klager is een tbs-maatregel opgelegd, in eerste instantie met voorwaarden en, na het onherroepelijk worden van de uitspraak van de rechtbank van 10 februari 2017, met bevel tot verpleging van overheidswege.

De door de verweerder overgelegde ‘Indicatiestelling TBS’ van 20 juli 2017 houdt – voor zover van belang – het volgende in:

“Verschillende behandelpogingen in (verschillende) FPK’s zijn niet succesvol geweest; behandeling in een FPC is geïndiceerd (…). Hier zal gewerkt moeten worden aan het erkennen van zijn problematiek en aan overige behandeldoelen, alvorens opnieuw getracht wordt betrokkene te resocialiseren (…). Gezien het contactverbod met het slachtoffer is het wellicht raadzaam hem buiten de regio te plaatsen”.

Door klager is onbetwist gesteld dat hij sinds zijn veroordeling nooit contact heeft opgenomen met het slachtoffer. Bovendien is ter zitting van de beroepscommissie door de vertegenwoordiger van verweerder gesteld dat de slachtofferbelangen geen overwegende rol in de plaatsingsbeslissing hebben gespeeld. Het door de verweerder aangevoerde argument ten aanzien van klagers behandelgeschiedenis en de wens klagers behandeling zo snel mogelijk te laten aanvangen, vormt naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende reden af te wijken van het uitgangspunt van regionale plaatsing, mede gelet op de door klager toegelichte banden die hij heeft met zijn zoontje en ouders. Ook anderszins is niet gebleken van een contra-indicatie als bedoeld in voormeld beleidskader, waarbij de beroepscommissie nog opmerkt dat plaatsing in een FPK, gelet op voornoemde indicatiestelling, niet voor de hand ligt.

Het hiervoor overwogene brengt mee dat de beslissing klager te plaatsen in de Oostvaarderskliniek, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk moet worden geacht. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

Nu de bestreden beslissing op materiële grond wordt vernietigd, zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid, onder a van de Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid van de Bvt de verweerder opdragen binnen uiterlijk een maand na ontvangst, en met inachtneming, van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Zij draagt verweerder op binnen uiterlijk een maand na ontvangst, en met inachtneming, van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 27 februari 2018

 

            secretaris                                                  voorzitter               

 

 

Naar boven