Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2611/JA, 23 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Luchten  v

nummer:          17/2611/JA

betreft: [klager]            datum: 23 februari 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], geboren op [1996], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 mei 2017  van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting Het Keerpunt te Cadier en Keer, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 februari 2018, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.M. Penn, en […], directeur van Het Keerpunt, en […], juridisch adviseur.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het op 10 december 2016 niet toekomen aan vier gemeenschappelijke uren op de leefgroep en het moeten luchten in een luchtkooi (J2016/202).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager heeft op 10 december 2016 wegens tekort aan personeel drie uur en 30  minuten op de leefgroep verbleven en moeten luchten in een luchtkooi, terwijl hij geen sanctie had. De directeur heeft niet aannemelijk gemaakt dat klager is gecompenseerd. Daarover is niets overgelegd. Het luchten in een luchtkooi is niet hetzelfde als luchten op de luchtplaats en kan daarom niet als luchten in de zin van de wet worden aangemerkt. In de luchtkooi kan klager wel lucht ervaren, maar niet het gevoel om buiten te zijn. Klager verzoekt de beroepscommissie hier expliciet op in te gaan.

Door en namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Het luchten in de luchtkooi is evenals het luchten op de reguliere luchtplaats aan te merken als luchten in de zin van de wet. Volgens het verweer in beklag wilde klager op 10 december 2016 na tien minuten luchten in de luchtkooi naar binnen, zodat het 50 minuten minder luchten voor eigen rekening van klager komt. Er was die dag wegens verzuim een tekort aan medewerkers. Waar dit niet direct te compenseren viel hebben de jongeren dit op een later moment in de week gecompenseerd gekregen.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie heeft geen aanleiding te twijfelen aan de door de unit coördinator ter zitting van de beklagrechter afgelegde verklaring dat de jongeren van klagers afdeling later in de week gecompenseerd zijn in het geval jongeren door verzuim van personeel minder gemeenschappelijke uren verblijf op de groep, naar klager stelt 30 minuten op 10 december 2016, hebben kunnen verblijven.

De beroepscommissie heeft verder geen enkele aanwijzing om tot het oordeel te kunnen komen dat het luchten in een luchtkooi niet als luchten in de zin van de wet kan worden aangemerkt. Zoals in RSJ 9 november 2017, 17/1722/JA ten aanzien van een andere jeugdige dan klager is overwogen, is het uitgangspunt van de wetgever dat jeugdigen gemeenschappelijk luchten en dat kan worden besloten tot individueel luchten in een luchtkooi als sprake is van een ordemaatregel of disciplinaire straf waardoor gemeenschappelijk luchten niet mogelijk is. Naar het oordeel van de beroepscommissie moet incidenteel luchten in een luchtkooi in redelijkheid ook kunnen plaatsvinden in het geval door verzuim van personeel te weinig personeelsleden aanwezig zijn om tijdens het luchten op de reguliere luchtplaats de veiligheid te kunnen waarborgen.

Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, prof. dr. F. Boer en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 23 februari 2018.

 

 

 

                         

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven