Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2613/JA, 23 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:   17/2613/JA

 

betreft: [klager]            datum: 23 februari 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], geboren op [ 1996], verder te noemen klager,

gericht tegen zes uitspraken van 26 juni 2017 en een uitspraak van 3 juli 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting Het Keerpunt te Cadier en Keer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 februari 2018, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.M. Penn, en […], directeur van Het Keerpunt, en […], juridisch adviseur.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het opleggen van een  inkomstenprogramma op 31 augustus 2016 en het moeten luchten in een luchtkooi (J2016/115).

De beklagrechter heeft het beklag betreffende het inkomstenprogramma ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagrechter is niet ingegaan op de klacht betreffende het luchten in de luchtkooi.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager is na binnenkomst in Het Keerpunt op 30 augustus 2016 direct in een inkomstenprogramma geplaatst dat tweemaal is verlengd. De beklagrechter is buiten haar bevoegdheid getreden door te overwegen dat de wetgever bij het vormgeven van artikel 22c, eerste lid, Bjj onbedoeld heeft nagelaten artikel 23 Bjj aan te passen en daarom verdere inperking van verblijf op de groep dan wel deelname aan gezamenlijke activiteiten dan in laatstbedoeld artikel is vermeld mogelijk moet zijn. De beklagrechter dient bij de beoordeling van klachten binnen de wet te blijven. Er lijkt meer sprake te zijn geweest van een ordemaatregel, nu klager 23 uur per dag op zijn kamer heeft moeten verblijven en heeft moeten luchten in de luchtkooi. De beklagrechter heeft zich niet uitgelaten over het luchten in de luchtkooi, dat volgens klager niet gelijk te stellen is met het luchten op een luchtplaats. In de luchtkooi kan klager wel lucht ervaren, maar niet het gevoel om buiten te zijn. Klager verzoekt de beroepscommissie hier expliciet op in te gaan.

 

Door en namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager heeft vanaf zijn binnenkomst op 30 augustus 2016 gedurende drie weken op een inkomstenprogramma verbleven ter voorbereiding van de beslissing over zijn onderbrenging in de groep en ten behoeve van vaststelling van een perspectiefplan. Vervolgens is klager in een normaal opbouwprogramma van de ITA gekomen. Na ernstige geweldsincidenten op de ITA in november 2016 is besloten aan de jongeren, waaronder klager, een doseerprogramma als bedoeld in artikel 23, derde lid, Bjj op te leggen.

Een inkomstenprogramma hoeft niet een hele week te duren en kan worden aangepast.

Tijdens het inkomstenprogramma heeft klager tot 3 september 2016 gelucht in een luchtkooi. Daarna niet meer op één keer na op 5 september 2016 omdat klager had geweigerd een instructie van het personeel op te volgen. Op die grond is toen besloten weer terug te gaan naar de basis met individueel luchten in de luchtkooi. De gezamenlijke luchtplaats is opgesplitst in twee delen waar andere jongeren kunnen luchten en dus aanwezig zouden kunnen zijn tijdens het luchten van klager.

 

3.         De beoordeling

Bij RSJ 13 juni 2017, 17/0450/JA heeft de beroepscommissie een eerder beroep van klager betreffende zijn klacht over  het ‘alleen draaien’ op de ITA op basis van de haar op dat moment beschikbare gegevens - waarin geen sprake was van een inkomstenprogramma en/of doseerprogramma - gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend over de periode van 3 oktober 2016 tot 5 januari 2017.

De onderhavige klacht valt buiten die periode, zodat klager in het onderhavige beroep kan worden ontvangen.

Op grond van de stukken en het behandelde ter zitting stelt de beroepscommissie vast dat thans - anders dan ten tijde van de behandeling van beroep 17/0450/JA ter zitting van 20 april 2017 - duidelijk is geworden dat ten aanzien van klager sprake is geweest van een opgelegd inkomstenprogramma als bedoeld in artikel 23, eerste lid, Bjj dat na verlenging is gevolgd door een doseerprogramma als bedoeld in artikel 23, derde lid, Bjj. Klagers situatie is daarom niet vergelijkbaar met die van de jongere op wie RSJ 23 december 2016, 16/3609/JA betrekking heeft.

 

Krachtens artikel 22c, eerste lid, Bjj nemen jeugdigen op een ITA-afdeling deel aan gemeenschappelijke activiteiten gedurende ten minste zes uren per dag door de week en ten minste vier uren in het weekeinde.

Krachtens artikel 23, eerste lid, Bjj kan een jeugdige gedurende ten hoogste een week na zijn binnenkomst in de inrichting worden uitgesloten van het verblijf in een groep en beperkt worden in de deelname aan gemeenschappelijke activiteiten tot tenminste zes uren per dag.

Gelet op deze artikelen lijkt het niet mogelijk na binnenkomst op de ITA een inkomstenprogramma als bedoeld in artikel 23 Bjj op te leggen dat een verdere beperking dan deelname aan gemeenschappelijke activiteiten tot tenminste zes uren per dag inhoudt.

De beroepscommissie is met de beklagrechter van oordeel dat het ook voor nieuwkomers op de ITA mogelijk moet zijn ter voorbereiding van de beslissing tot onderbrenging van de jeugdige in de groep en ten behoeve van vaststelling van een perspectiefplan een inkomstenprogramma op te leggen waarbij verdergaande beperkingen opgelegd kunnen worden dan vermeld in artikel 22c Bjj. Naar het oordeel van de beroepscommissie is dit mogelijk door artikel 23, eerste lid, Bjj - op grond waarvan beperkingen in het verblijf op de groep en deelname aan gemeenschappelijke activiteiten ten opzichte van een reguliere afdeling opgelegd kunnen worden – naar analogie toe te passen op nieuwkomers op een ITA-afdeling.

 

Klager is op 30 augustus 2016 vanuit De Hartelborgt geplaatst op de ITA-afdeling van Het Keerpunt. Blijkens de schriftelijke mededeling van de beslissing van 31 augustus 2016 is klager die datum vanaf, 8.00 uur, tot en met 7 september 2016, 8.00 uur op grond van artikel 23 Bjj uitgesloten van activiteiten ter voorbereiding van de beslissing omtrent klagers onderbrenging in de groep. Deze beslissing is niet onredelijk te achten in het licht van het feit dat klager vanwege een ernstig incident in De Hartelborgt is overgeplaatst. Verder is van belang dat het de bedoeling was een programma voor klager samen te stellen waarbij klager eerst individueel en daarna met een andere jongere zou deelnemen aan activiteiten en toe te werken naar verblijf op de groep met een andere jongere. Klager heeft echter blijkens de stukken onvoldoende daaraan meegewerkt, waardoor het niet tot de bedoelde opbouw is gekomen.

 

Klager heeft één uur per dag heeft mogen luchten, zij het van 31 augustus 2016 tot 3 september 2016 en op 5 september 2016 in een luchtkooi. Dit is niet in strijd met de wet noch onredelijk te achten in het licht van klagers gedrag. Zoals in RSJ 9 november 2017, 17/1722/JA ten aanzien van een andere jeugdige dan klager is overwogen, is het uitgangspunt van de wetgever dat jeugdigen gemeenschappelijk luchten en dat kan worden besloten tot individueel luchten in een luchtkooi als sprake is van een ordemaatregel of disciplinaire straf waardoor gemeenschappelijk luchten niet mogelijk is. Ditzelfde heeft naar het oordeel van de beroepscommissie te gelden ten aanzien van het luchten tijdens beperkingen krachtens een inkomstenprogramma als bedoeld in artikel 23, eerste lid, Bjj, dan wel een doseerprogramma als bedoeld in artikel 23, derde lid, Bjj. De beroepscommissie heeft geen enkele aanwijzing om tot het oordeel te kunnen komen dat het luchten in een luchtkooi niet als luchten in de zin van de wet kan worden aangemerkt.

 

Het beroep betreffende het inkomstenprogramma en de klacht betreffende het luchten in de luchtkooi zullen daarom ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van gronden wat betreft het luchten in de luchtkooi.

 

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, prof. dr. F. Boer en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 23 februari 2018.

 

 

 

                         

           

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven