Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0235/SGA, 2 februari 2018, schorsing
Uitspraakdatum:02-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          : 18/235/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 2 februari 2018

 

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M. Prins, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting, inhoudende dat klager verplicht wordt met ingang van 29 januari 2018 om deel te nemen aan de arbeid.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 30 januari 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 1 februari 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Door verzoekers raadsman is aangevoerd dat verzoeker levenslang gestraft is, al jaren participeert in het voeren van de verdediging in zijn stafzaak en altijd is vrijgesteld van de arbeid. Beroep in cassatie is aanhangig en niet in te zien valt op grond waarvan de eerdere beslissing op dit moment zou kunnen worden teruggedraaid. Verwezen is naar RSJ 21 augustus 2014, 14/1296/GA en RSJ 13 juli 2017, 16/4060/GA en 14/4062/GA.

In dit geval heeft geen belangenafweging plaatsgevonden bij de toepassing van de arbeidsplicht.

De directeur heeft geantwoord dat uit eerdere jurisprudentie niet kan worden opgemaakt dat een levenslang gestrafte in geen geval hoeft te werken. Verzoeker is niet arbeidsongeschikt, gedurende een lange periode extra gefaciliteerd in het voorbereiden van zijn hoger beroep en vrijgesteld van arbeid. Verzoeker krijgt momenteel alle ruimte om zijn zaak in cassatie voor te bereiden. Hij heeft een laptop en een kluis voor zijn dossiers op cel en hij kan in de avonduren en de ORZ-momenten werken aan de voorbereiding van zijn cassatie. Het afdelingshoofd heeft dit besproken met verzoeker.

De directeur heeft naar de individuele omstandigheden van verzoeker gekeken en hierin is een duidelijke individuele afweging gemaakt. De arbeidsplanner heeft samen met verzoeker naar een passende werkplek gekeken en verzoeker is hiermee akkoord gegaan. Hij is begonnen met werken op de arbeidszaal op 29 januari 2018. Verzoeker heeft genoeg momenten binnen het dagprogramma dat hij kan werken aan de voorbereiding van zijn zaak in cassatie en heeft hierin dezelfde faciliteiten als andere gedetineerden. Tijdens het hoger beroep heeft hij de extra faciliteiten gehad die hem waren toegezegd.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is gelet op het vorenstaande niet aannemelijk geworden dat de directeur verzoekers detentieomstandigheden onvoldoende heeft betrokken in zijn beslissing om verzoeker na de uitspraak in hoger beroep in zijn strafzaak wederom te laten deelnemen aan de arbeid. Verzoeker heeft een kluis voor zijn strafdossiers en een laptop in zijn verblijfsruimte en er is tijd in het dagprogramma om de verdediging in het beroep in cassatie voor te bereiden.

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden zijn er geen termen om over te gaan tot een schorsing van de bestreden beslissing. Vooralsnog is aannemelijk dat er bij het nemen van de beslissing de vereiste zorgvuldigheid in acht is genomen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 2 februari 2018.

 

 

               

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven