Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0505/TB, 16 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:16-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/505/TB

betreft: [klager] datum: 16 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 28 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. dr. J. Boksem, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 13 februari 2003 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2003, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel, locatie Zwolle te Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw A. Visser en zijn vertrouwenspersoon de heerA.W. van Dijk, en namens de Minister, de heer [...], hoofd van de afdeling Individuele Tbs-Zaken (verder: ITZ), en mevrouw [...], medewerker bij voormelde afdeling. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager te plaatsen in het Forensisch Psychiatrisch Instituut De Rooyse Wissel te Venray (verder: De Rooyse Wissel).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (tbs). De Minister heeft op 13 februari 2003 beslist klager te plaatsen in De Rooyse Wissel. Dezeplaatsing was ten tijde van de behandeling van het beroep ter voormelde zitting nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met zijn plaatsing in De Rooyse Wissel.
Hij verwacht dat door de grote afstand tussen Venray en Friesland, waar zijn minderjarige kinderen wonen, een omgangsregeling met zijn kinderen niet van de grond zal komen. De procedure ter verkrijging van deze omgangsregeling doorklager loopt nog. Zijn kinderen zijn te jong om zelf te reizen en zijn familie en kennissen beschikken niet over de faciliteiten om zo ver met de kinderen te reizen. Het is voor klager buitengewoon belangrijk dat hij aan zijnvaderschap inhoud kan geven. Klager is nog niet geplaatst in De Rooyse Wissel. Alle tbs-inrichtingen hebben wachtlijsten. De Minister heeft in zijn schriftelijke inlichtingen niet aangegeven dat klager eerder in De Rooyse Wisselgeplaatst kan worden dan elders. Niet duidelijk is waarom niet beide belangen, zowel dat van een spoedige behandeling als dat van de mogelijkheid van bezoek van zijn kinderen kunnen worden gediend, door klager in een tbs-inrichtingin het noorden van het land te plaatsen.
Het welslagen van de tbs-behandeling hangt in klagers ogen in hoge mate af van het kunnen hebben van omgang met zijn kinderen. Er is dan ook sprake van een bijzondere omstandigheid als door de Minister vereist.
Klager is zo nodig bereid enige tijd langer op zijn plaatsing te wachten in het huis van bewaring. Zijn gedrag in het huis van bewaring zal daarvoor geen beletsel vormen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Krachtens artikel 12 Bvt dient een spoedige opname in een tbs-inrichting bewerkstelligd te worden met inachtneming van de in artikel 11 Bvt genoemde eisen. Bij de selectie van tbs-gestelden in het kader van een eerste opname ofherplaatsing in een tbs-inrichting, die plaatsvindt op basis van in het dossier aanwezige informatie, neemt de Minister vier criteria -geslacht, intelligentie, soort stoornis en vluchtgevaarlijkheid- in aanmerking.
Klager is een man en lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis. Zijn IQ is hoger dan 80 en er is ten aanzien van hem niet gebleken van een extreem beheers- en/of vluchtrisico. Op grond van deze gegevens en van de wachtlijsten van allevoor klager in aanmerking komende tbs-klinieken is klager aan De Rooyse Wissel toebedeeld. De tbs-gestelde wordt toebedeeld aan de kliniek waar het eerst een plaats voor hem zal vrijkomen.
Bij plaatsing kan geen rekening worden gehouden met voorkeur voor plaatsing in een bepaalde regio, tenzij bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. Daarvan is in het geval van klager niet gebleken. Evenmin is gebleken vaneen zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing in of nabij de regio waarin zijn kinderen woonachtig zijn dat dit uit oogpunt van het belang van zijn behandeling dient te prevaleren boven het belang van een spoedige plaatsing.Hierbij is in aanmerking genomen dat het de kliniek van plaatsing altijd vrij staat om, wanneer en indien dit op grond van behandel-inhoudelijke overwegingen geïndiceerd is, met klager een resocialisatietraject uit te zetten in deregio waarin zijn kinderen wonen.
Het beroep zal derhalve ongegrond zijn.

4. De beoordeling
Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, teweten vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

De Minister heeft de beslissing tot plaatsing van klager genomen met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van eenbeheers/vluchtrisico, alsmede de bestaande wachtlijsten. Klager is geselecteerd voor de tbs-inrichting waar naar verwachting van de Minister het eerst voor hem een plaats zal vrijkomen. De Minister acht vanuit het oogpunt vanbehandeling en resocialisatie van klager het belang van een spoedige plaatsing groter dan klagers wens om te worden geplaatst nabij de regio waar zijn kinderen wonen.
Klager heeft geen voldoende zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Minister in redelijkheid niet tot de bestreden plaatsingsbeslissing heeft kunnen komen. De beroepscommissie isniet gebleken van een, uit het oogpunt van het belang van klagers behandeling, zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing van klager in het noorden van het land ten behoeve van bezoekmogelijkheden van zijn kinderen, dat dit dient teprevaleren boven het belang van een plaatsing op korte termijn in De Rooyse Wissel.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager te plaatsen in De Rooyse Wissel niet in strijd met de wet en kan deze evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrondworden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. M. Smit en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 16 juli 2003.

secretaris voorzitter

nummer: 03/505/TB

betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 16 juni 2003, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel, locatie Zwollete Zwolle.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg;
leden: dr. M. Smit en mr. Drs. T.A.M. Louwe.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. C.F. Swart-Babbé.

Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw A. Visser en zijn vertrouwenspersoon de heer A.W. van Dijk, alsmede namens de Minister de heer [...], hoofd van de afdeling Individuele Tbs-Zaken (ITZ) en mevrouw [...],medewerker bij deze afdeling.

Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klager blijft bij de inhoud van het beroepschrift. Hij voegt hieraan toe dat hij in beginsel overal geplaatst kan worden, omdat hij niet behoort tot een speciale categorie tbs-gestelden.
Voorts licht hij toe dat zijn twee kinderen - geboren in 1991 en 1993 - voor hem van wezenlijk belang zijn. Hij wil zijn vaderschap inhoud geven. Het laatste contact met hen dateert van Kerstmis 1998. Hij heeft een procedureaangespannen ter verkrijging van een omgangsregeling; deze procedure loopt nog. Zijn ex-echtgenote heeft steeds ieder contact afgebroken en heeft inmiddels een procedure tot naamswijziging van de kinderen, die nu klagers achternaamdragen, aanhangig gemaakt.
De kinderen kunnen nog niet zelf reizen en zijn familieleden en kennissen beschikken niet over de faciliteiten om met de kinderen bij klager op bezoek te komen.
Klager heeft ernstige problemen gehad in de relatie met zijn ex-echtgenote. Zijn geweld tegen haar is niet goed te praten. Hij draagt daarvoor ten volle de verantwoordelijkheid. Inmiddels is hij vier jaren gedetineerd. Hij weetzich op de juiste manier te handhaven. In de p.i. De Marwei te Leeuwarden heeft hij geen onbehoorlijk gedrag vertoond. Daarom zal deze inrichting geen bezwaar hebben tegen een mogelijk langer verblijf van klager als tbs-passant indeze inrichting.
Klagers tbs-behandeling staat of valt met de mogelijkheid weer omgang met zijn kinderen te kunnen hebben en de bedoeling van de tbs-behandeling is te komen tot een goed resultaat. Klagers omstandigheden zijn als bijzonder aan temerken. Klager acht de plaatsingsbeslissing wegens onjuiste belangenafweging niet redelijk en vraagt de beroepscommissie dit besluit te vernietigen en de Minister op te dragen een nieuwe beslissing te nemen
Namens de Minster is het woord gevoerd overeenkomstig de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen van de Minister d.d. 26 maart 2003. Hieraan is - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd.
Voor alle tbs-inrichtingen bestaan wachtlijsten. Klager is toebedeeld aan de kliniek waar voor hem het eerst een plaats zou vrijkomen. De Minister blijft, gehoord klagers toelichting, bij het standpunt dat het belang van eenspoedige plaatsing thans dient te prevaleren boven het door klager aangevoerde belang, dat niet als zodanig bijzonder wordt aangemerkt dat er aanleiding is de beslissing te herzien. Indien de behandelaars vanuit behandeloogpunt eenprobleem zien in de afstand tussen Venray en Friesland kan alsnog herselectie aan de Minister worden gevraagd of kan een ruiling met een andere tbs-kliniek plaatsvinden.

secretaris voorzitter

Naar boven