Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0866/TB, 6 augustus 2003, beroep
Uitspraakdatum:06-08-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/866/TB

betreft: [klager] datum: 6 augustus 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 15 april 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 11 april 2003 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juli 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Overijssel te Zwolle, zijn namens de Minister mevrouw [...] en de heer [...] gehoord. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager op de longstay afdeling van de Pompestichting, het Kempehuis (hierna: het Kempehuis), te plaatsen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak d.d. 3 november 1977 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek en ter beschikking van de regering gesteld (tbr). De tbr is op 7 december 1984 beëindigd.
Klager is vervolgens bij onherroepelijke uitspraak d.d. 1 oktober 1998 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 maanden met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Dezetbs is op 11 februari 1999 aangevangen. Klager is op 25 oktober 1999 geplaatst in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht). Sinds 27 december 1999 verblijft hij in die inrichting op de geslotenafdeling cluster zwakbegaafden (Noord 2).
Op 20 februari 2002 heeft Veldzicht de Minister verzocht klager te plaatsen op de longstay afdeling van Veldzicht. Op 16 augustus 2002 heeft Veldzicht klager aangemeld voor plaatsing in het Kempehuis.
Bij advies d.d. 14 september 2002 van de landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is aangegeven dat eindverantwoordelijke behandelaar in redelijkheid tot de longstay-indicatie heeft kunnen komen. Klager is op 9 april 2003 gehoordover het voornemen van de Minister hem te plaatsen in het Kempehuis. De Minister heeft vervolgens op 11 april 2003 beslist klager te plaatsen in het Kempehuis. Deze plaatsing is in mei 2003 gerealiseerd.

3. De standpunten
Door klager is in het beroepschrift aangevoerd dat hij niet voldoet aan de criteria voor plaatsing op een longstay afdeling. Hij heeft nog geen zes jaar intramurale behandeling achter de rug daar hij nog geen drie jaar in Veldzichtwordt behandeld. Hij heeft personeelslid [...] aangeklaagd bij het Medisch Tuchtcollege te Groningen wegens valsheid in geschrifte; er is geen objectief beeld van klagers persoonlijkheid. Klager is niet onderzocht door het PieterBaan Centrum te Utrecht (PBC) ter beantwoording van de vraag of er nog behandelperspectief is. Hij heeft niet meegewerkt aan een onderzoek omdat hij dacht dat men in Veldzicht intussen wel een objectief beeld van zijnpersoonlijkheid zou hebben. Hij heeft daar spijt van en zou nu eigenlijk wel aan een onderzoek willen meewerken. Klager is van mening dat er nog behandelperspectief is.
Veldzicht is van mening dat klagers delictgevaar nog groot is, maar betrekt daar velden bij die er helemaal niet bij thuis horen. Er zijn problemen in de inrichting, hetgeen wel blijkt uit de omstandigheid dat de inspecteur van degeestelijke volksgezondheid geen inzage krijgt in de stukken van Veldzicht.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Met inachtneming van de eisen van artikel 11 Bvt zijn de volgende criteria ontwikkeld ter beoordeling van de noodzaak tot en wenselijkheid van plaatsing op een longstay afdeling:
- er dient sprake te zijn van een intramurale behandeling van meer dan zes jaren, waarbij de duur van behandeling in het kader van een eerder opgelegde tbs worden meegenomen;
- er dient, bij voorkeur, sprake te zijn van meerdere behandelpogingen;
- het moet aannemelijk zijn geworden dat voornoemde behandeltrajecten niet hebben geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en dat de stoornis waaraan betrokkene leed ten tijde van het delict nog steedsaanwezig is;
- de Minister dient zich, alvorens een besluit tot plaatsing op een longstay-afdeling te nemen, te laten adviseren middels een onafhankelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd door de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) .
De LAP bestaat uit een multidisciplinair team van onafhankelijke deskundigen, dat onderzoekt of de behandelaar, gelet op diens verantwoording in de aanmelding van de longstay-kandidaat, in alle redelijkheid (dat wil zeggen metinachtneming van eisen die aan de indicatiestelling in professionele zin gesteld moeten worden) tot de longstay-indicatie heeft kunnen komen.
In de overwegingen tot plaatsing op een longstay-afdeling wordt meegenomen dat de ter beschikking gestelde (tbs-gestelde) niet in aanmerking komt voor doorplaatsing naar een (niet justitiële) GGz-instelling gezien het gevaar dat vanhem uitgaat naar de samenleving.
Klager voldoet volgens de Minister aan deze criteria, hoewel klager meent dat zijn behandelingsduur nog geen zes jaar bedraagt en hij zelf nog wel behandelperspectief ziet. Bij de duur van de behandeling in het kader van de tbswordt de duur van behandeling die een tbs-gestelde in het kader van een eerdere tbs heeft ondergaan meegeteld, waardoor de intramurale behandelingsduur van klager op meer dan tien jaar komt. De onafhankelijke LAP heeft overwogen datde op verandering gerichte behandelingsactiviteiten, waaronder medicatie en pogingen met betrekking tot deelname aan een drugsprogramma, niet zijn aangeslagen wegens onoverkomelijk gebleken weerstanden en niet te beïnvloedenhandicaps en gebreken. Uit de omstandigheid dat klager twee maal tbs is opgelegd, vloeit logisch voort dat sprake is van meerdere behandelpogingen.
De LAP heeft voorts overwogen dat klager chronisch delictgevaarlijk is en dat er thans geen behandelingsmethodieken voorhanden zijn om deze prognose in gunstige zin bij te stellen. De chronische delictgevaarlijkheid kan incombinatie met de zeer geringe mogelijkheden van klager en het uitblijven van positieve effecten van de behandeling enkel worden gecontroleerd in de gesloten setting van een tbs-kliniek. De ten tijde van het delict aanwezigestoornissen, verworven zwakzinnigheid en een ernstige persoonlijkheidsstoornis zijn nog steeds aanwezig. In het licht van het advies van de LAP en de daaraan ten grondslag liggende stukken is de Minister het niet eens met klager alshij zegt dat er nog behandelperspectief is.
Het beroep zal derhalve ongegrond zijn.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt zijn de hierboven door de Minister onder 3. genoemde criteria opgesteld. Klager voldoet aan deze criteria: aan klager is twee maal een tbs opgelegd; hijis langer dan zes jaar in tbs-inrichtingen behandeld; de behandelinterventies tijdens de tenuitvoerlegging van de tbs hebben niet geleid tot reductie van zijn delictgevaarlijkheid; behandelaars in Veldzicht zijn tot de conclusiegekomen dat klager als chronisch delictgevaarlijk kan worden beschouwd en op een longstay afdeling geplaatst moet worden, hetgeen door de LAP wordt onderschreven. De LAP heeft daarbij overwogen dat de uitgangspositie van klager inde periode van zijn tweede tbs veel ongunstiger is dan gedurende de looptijd van zijn eerste tbs, gezien de ernstig organisch cerebraal bepaalde handicaps, in combinatie met de premorbide stoornis en het ontbreken van een sociaalnetwerk.

Gelet op de uitgebrachte rapportages omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid - waaronder de aanmelding voor een longstay plaatsing op respectievelijk 20 februari 2002 en 16 augustus 2002 en het LAP-adviesvan 14 september 2002-, welke naar het oordeel van de beroepscommissie alle voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen en betrokken kunnen worden bij de vraag naar de noodzaak om klager te doen verblijven op een longstay afdeling,heeft de Minister er in redelijkheid van uit mogen gaan dat voortzetting van klagers behandeling zoals deze plaats had in Veldzicht niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle criteria voor plaatsing op eenlongstay afdeling voldoet en dat derhalve een longstay afdeling vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt. Hierbij is met name in aanmerking genomen dat klager als chronischdelictgevaarlijk wordt beschouwd.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager op een longstay afdeling, in dit geval het Kempehuis, te plaatsen niet in strijd met de wet en kan deze evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetberoep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. B. van Dekken en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 6 augustus 2003

secretaris voorzitter

nummer: 03/866/TB

betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 21 juli 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Overijssel te Zwolle.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker
leden: drs. B. van Dekken en dr. E. Rood-Pijpers.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.

Gehoord zijn namens de Minister mevrouw [...] en de heer [...].

Namens de Minister is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Klager is van mening dat niet is voldaan aan het criterium van ten minste zes jaar behandeling. Thans is evenwel sprake van een tweede tbs. Hoewel zijn eerste tbs langere tijd geleden tenuitvoer werd gelegd, wordt derhalve wel aandie termijn voldaan. Het is juist om een eerder ondergane tbs mee te tellen bij de behandelingsduur als het gaat om een eerder begaan soortgelijk delict en als dat delict is veroorzaakt vanuit eenzelfde stoornis. Verwezen wordt naarjurisprudentie van de beroepscommissie, zoals bijvoorbeeld C99/0095/TB.
Met recht en reden is klager geplaatst in het Kempehuis. In eerste instantie had Veldzicht verzocht klager te plaatsen op de longstay afdeling van Veldzicht. Die afdeling zat vol. Toen de procedure voor plaatsing in het Kempehuis inde loop van juni 2002 werd gestart, is besloten de aanvraag van Veldzicht voor plaatsing van klager op de longstay afdeling mee te nemen in de aanmeldprocedure voor het Kempehuis. Er was plaatsingsmogelijkheid. Klagers stoornislevert geen contra-indicatie voor plaatsing in het Kempehuis op. De enige contra-indicatie voor plaatsing in het Kempehuis is beheersgevaarlijkheid. Beheersgevaarlijke tbs-gestelden gaan naar speciale afdelingen in Veldzicht of deVan Mesdagkliniek.
Klager is zeker gehoord inzake het voornemen hem te plaatsen in het Kempehuis. Zonder hoorverslag gaat er geen beslissing uit. Het hoorverslag zal worden nagezonden.

secretaris voorzitter

Naar boven