Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1000/GB, 7 augustus 2003, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1000/GB

betreft: [klager] datum: 7 augustus 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 mei 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1966], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 april 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. van Stratum, op 25 juli 2003 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als preventief gehechte in de extra beveiligde inrichtingen (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.

1.1. De feiten
Klager is sedert 18 maart 2000 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. Torentijd te Middelburg. Op 20 april 2000 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de EBI. Bij beslissing van 24 april 2003 is klagers verblijf aldaarlaatstelijk verlengd.

2. De standpunten
2.1. Klagers raadsman heeft -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat de aangevoerde gronden voor verlenging van klagers verblijf in de EBI niet langer toereikend zijn. Klager verblijft inmiddels ruim drie jaar in de EBI, terwijl tweejaar als gemiddelde dient te worden aangemerkt. Hem wordt nog steeds lidmaatschap van een criminele organisatie tegengeworpen. Hiervoor is hij nimmer veroordeeld en zo een dergelijke organisatie ooit bestaan heeft, moet aangenomenworden dat deze thans ontmanteld is. Overigens heeft dit vermeende lidmaatschap van die organisatie, waarvan klagers vader leider zou zijn, er nooit aan in de weg gestaan zijn vader in de EBI bij klager op bezoek te laten komen.
Voorts zijn er geen -recente- concrete aanwijzingen omtrent klagers vluchtgevaarlijkheid. Dat hij tegen andere gedetineerden over ontvluchtingsplannen zou hebben gesproken, wat hier ook van zij, dient veeleer te worden aangemerktals een poging tot verwerven van aanzien bij deze medegedetineerden.
Van enige actuele informatie afkomstig van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt of anderszins hieromtrent is niet gebleken.
Verder wordt klager tegengeworpen dat hij grensverleggend gedrag zou vertonen in de zin dat hij beveiligingsmaatregelen zou uittesten, maar concrete gegevens hierover worden niet genoemd.
Het incident met het aanleveren van post is achterhaald, klager heeft zich geconformeerd aan de geldende richtlijnen.
Tot slot heeft klager weliswaar aangegeven geen prijs te stellen op een gesprek met de selectiefunctionaris naar aanleiding van het voorstel, maar dit laat onverlet dat klager de mogelijkheid geboden had moeten worden zijn bezwarenschriftelijk kenbaar te maken.

Door klager is hieraan -zakelijk weergegeven- het volgende toegevoegd.
Na een verblijf van twee weken in de p.i. Torentijd is klager in de EBI geplaatst. Hij verblijft hier inmiddels drieëneenhalf jaar.
Hij is nooit veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie. Ook zijn vader is geen leider van een criminele organisatie. Er is sprake van smaad en laster jegens klager en zijn vader. Zijn vader mag overigens ondanks devalse beschuldigingen wekelijks op bezoek komen.
Over het in gevaar brengen van het personeel geeft klager aan dat hij bij wijze van geintje met andere gedetineerden in de sluis is gaan staan, hetgeen niet is toegestaan. Hiervoor is hij -zijns inziens terecht- bestraft met eendisciplinaire straf van zeven dagen strafcel.
Klager heeft eenmaal een gevonden pieper en sleutelbos van een personeelslid meteen teruggegeven. Van deze goede actie van zijn kant hoort hij echter nooit wat.

2.2. In het selectievoorstel d.d. 11 april 2003 van de directeur van de EBI wordt geadviseerd het verblijf van klager in de EBI te continueren. Hij is door het Hof veroordeeld tot 18 jaar (waartegen hij beroep in cassatie heeftingesteld) wegens een geruchtmakend delict welk een zeer ernstig geschokte rechtsorde tot gevolg heeft gehad, getuige de berichtgeving hieromtrent destijds in de media. Een eventuele ontvluchting zou dan ook volstrekt onaanvaardbaarzijn en leiden tot maatschappelijke onrust.

2.3. De selectiefunctionaris heeft klager op 3 april 2003 in de gelegenheid gesteld te worden gehoord omtrent het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI. Klager heeft aangegeven geen prijs te stellen op een gesprekmet de selectiefunctionaris. De selectiefunctionaris heeft bericht dat klager een zeer ernstig delict heeft gepleegd. Hiervoor is hij door het Hof tot 18 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Op 20 april 2000 is hij in de EBI geplaatstin verband met een ontvluchtingverhaal.

2.4. De selectiefunctionaris heeft -mede onder verwijzing naar zijn brief van 21 oktober 2002 en zakelijk weergegeven- bericht dat klager ervan wordt verdacht lid te zijn van een criminele organisatie waarvan zijn vader de leider ismet contacten in binnen- en buitenland. Hij wordt gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk op basis van pogingen tot ontvluchting tijdens eerdere detenties. Zo heeft hij in 1993 geprobeerd de tralies van zijn cel door te zagen. Ook ishij in 1993 overgebracht naar een Haags ziekenhuis, alwaar bleek dat hij een blindedarmontsteking gesimuleerd had, vermoedelijk teneinde tijdens het vervoer bevrijd te worden.
Klager wordt voorts gekwalificeerd als vuurwapengevaarlijk. Hij heeft aangegeven een ‘Yoego’ om het leven gebracht te hebben. Voorts heeft een vriend (die in 1993 d.m.v. gijzeling gepoogd had te ontvluchten) hem in 2000 een kaartgestuurd met de tekst dat hij tegen de tijd dat het nodig was wel contact met klagers vader zou opnemen. Tot slot zou klager hebben aangegeven niets meer verliezen te hebben.
In de periode gelegen tussen de voorlaatste en huidige verlengingsbeslissing heeft klager zich gemanifesteerd als grensverleggend ten aanzien van de geldende regimesrichtlijnen, waarbij hij niet schroomde de beveiligingsmaatregelenen het personeel daadwerkelijk uit te testen. Bovendien volhardde klager in het gesloten aanbieden van geprivilegieerde post.

3. De beoordeling
3.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen en heeft een regime van beperkte gemeenschap en een extra beveiligingsniveau.

3.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, kunnen in de extra beveiligde inrichtinggedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

3.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

3.4. De beroepscommissie overweegt het volgende.
Klager verblijft ruim drie jaar in de EBI. In verband met (vermeende) betrokkenheid bij een criminele organisatie is hij nimmer veroordeeld en zijn ook overigens geen nadere concrete gegevens aangevoerd. Door de selectiefunctionariszijn er geen recente, actuele en concrete aanwijzingen omtrent klagers vluchtgevaarlijkheid afkomstig van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt of anderszins aangevoerd, anders dan dat klager tegen andere gedetineerden overontvluchtingsplannen zou hebben gesproken.
Het vertonen van grensverleggend gedrag, in de zin dat hij beveiligingsmaatregelen zou uittesten, is onvoldoende met concrete gegevens onderbouwd. Het tijdelijk gesloten aanleveren van geprivilegieerde post is geen selectiecriteriumin de zin van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden.
De beroepscommissie komt, de hiervoor genoemde omstandigheden tezamen en in onderling verband beziende, tot het oordeel dat de beslissing tot verlenging van klagers verblijf in de EBI als onredelijk en onbillijk dient te wordenaangemerkt. Zij zal klagers beroep dan ook gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en de selectiefunctionaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van drie weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing, na de selectiefunctionaris te hebben gehoord, bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 7 augustus 2003

secretaris voorzitter

Naar boven