Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0939/GB, 18 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/939/GB

betreft: [klager] datum: 18 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 29 april 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.Steenbrink, namens

[...], geboren op [1974], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 april 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.J. Gerrits, op 20 juni 2003 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot plaatsing van klager als preventief gehechte in de extra beveiligde inrichtingen (e.b.i.) Nieuw Vosseveld te Vught.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 3 april 2002 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. Arnhem-Zuid te Arnhem. Op 17 april 2003 is hij op advies van de e.b.i.-adviescommissie in de e.b.i. geplaatst.

2.2. Bij uitspraak van 14 juli 2003, met nummer 03/1076/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid van de Pbw, is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 28 april 2003 van de beklagcommissie bijhet h.v.b. Arnhem-Zuid te Arnhem betreffende de ordemaatregel van plaatsing in een afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, welke ordemaatregel extern tenuitvoer werd gelegd ingaande 29 januari 2003 en dedrie beslissingen tot verlenging van deze maatregel met telkens veertien dagen, respectievelijk ongegrond en voor wat betreft de verlengingen gegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1 Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing hem te plaatsen in de e.b.i. als volgt toegelicht.
Klager is onterecht in de e.b.i. geplaatst. Klager had niet het voornemen om te ontsnappen. Volgens beschikbare informatie zou klager gekwalificeerd moeten worden als vluchtgevaarlijk en extreem gewelddadig. Deze stellingen wordenop geen enkele wijze onderbouwd en/of geconcretiseerd. Uit klagers registratiekaart blijkt zelfs het tegendeel. Klagers gehele familie woont in Nederland en hij heeft geen reden om te vluchten. Volgens de GRIP-rapportage is eraanvullende informatie over klager ontvangen. De informatie is door de landelijk officier van justitie getoetst op actualiteit, betrouwbaarheid en correctheid. Het door hem opgestelde ambtsbericht vermeldt dat ‘ten aanzien van deactualiteit en concreetheid van de informatie kan gezegd worden dat de informatie op zich wel recent en concreet is.’. Deze formulering is niet erg overtuigend. Niettemin worden er voor klager ernstige consequenties aan verbonden.Het is volstrekt niet inzichtelijk van wie de aanvullende informatie afkomstig is. Uit de rapportage van het GRIP blijkt dat klager in het verleden geen crimineel contact van de gijzelnemer is geweest. Betwist wordt dat er eerdereen gezamenlijke arrestatie zou hebben plaatsgevonden. Ook het land van herkomst bindt klager en de gijzelnemer niet. Vermeld wordt dat zij eenzelfde werkwijze zouden hebben. Dit is onvoldoende om ernstig te vermoeden dat klagerbetrokken is geweest bij de gijzelingsactie. Enkel omdat klager op 28 januari 2003 een uur lang met de gijzelnemer zou hebben gesproken en omdat de gijzelnemer bij de gijzelingsactie verzocht heeft om klager te laten tolken, isklager verdacht van betrokkenheid bij die actie. Klager heeft verklaard dat de gijzelnemer niet zijn vriend was en dat er genoeg tolken in de rechtbank rondliepen. Voorts sprak klager iedere dag met de gijzelnemer tijdens derecreatie. Klager begrijpt de oplegging van de maatregelen niet. Hij heeft slechts éénmaal voor een vechtpartij met een gedetineerde, die hem wilde slaan, in de isolatiecel verbleven. Inmiddels zijn ruim vier maanden verstreken enis het voor klager en zijn raadsman volstrekt onduidelijk of er nog een onderzoek gaande is en/of klager nog als verdachte wordt aangemerkt. Uit niets blijkt dat klager zeer gewelddadig en vluchtgevaarlijk is. Verzocht wordt om hetberoep gegrond te verklaren en de beslissing van de selectiefunctionaris te vernietigen.

3.2 In het selectievoorstel van de directeur van het h.v.b. Arnhem-Zuid te Arnhem is
aangegeven dat klager verschillende rapporten heeft gehad voor het verstoren van de orde, rust en veiligheid in de inrichting. D.d. 29 januari 2003 is er vanuit het politiebureau informatie binnengekomen dat klager betrokken zouzijn bij een gijzelingsactie welke plaatsvond in het paleis van justitie te Arnhem, waardoor een langer verblijf in de inrichting niet meer verantwoord zou zijn. Klager is d.d. 31 januari 2003, na overleg met deselectiefunctionaris, overgeplaatst naar de landelijke afzonderingsafdeling te Vught.

3.3 De selectiefunctionaris die klager op 3 april 2003 op de landelijke afzonderingsafdeling te Vught heeft gesproken in het kader van het voorstel tot plaatsing in de e.b.i. heeft het volgende bericht.
De argumenten, die het meldpunt GRIP aanvoert om klager in een passend regime te plaatsen, worden gedekt door een schrijven van het landelijk parket d.d. 4 maart 2003, waarin aangegeven wordt dat klager al langere tijd bezig is methet voorbereiden van een gewelddadige ontsnapping met gebruik van vuurwapens en explosieven. Aangegeven wordt dat deze informatie recent en concreet is. Dit maakt dat klager als een extreem vluchtgevaarlijke gedetineerde wordtaangemerkt. Op grond van het bovenstaande en na bestudering van de selectiestukken, alsmede naar aanleiding van het gesprek met klager wordt in overweging gegeven om klager te plaatsen in de e.b.i..

3.4 De selectiefunctionaris heeft bericht dat uit beschikbare informatie naar voren is gekomen dat gebleken is dat van ernstige vermoedens dat klager betrokken is geweest bij de gijzelingsactie in het paleis van justitie te Arnhem.Daarbij werd gebruik gemaakt van grof geweld en van een vuurwapen. Als gevolg van een en ander raakte de officier van justitie ernstig gewond. De gijzelnemer eiste dat klager zich bij hem zou voegen. Met inzet van een arrestatieteamis de gijzelingsactie beëindigd, waarbij de gijzelnemer de dood vond. Een en ander leidde tot maatschappelijke onrust en tot een ernstig geschokte rechtsorde. In het verlengde hiervan is klager geplaatst op de landelijkeafzonderingsafdeling te Vught. Uit nader onderzoek is gebleken dat er aanwijzingen zijn dat klager al maanden bezig is geweest om een gewelddadige ontvluchting voor te bereiden waarbij gebruik zou worden gemaakt van vuurwapens enexplosieven. Uit de beschikbare informatie en uit ingekomen ambtsberichten d.d. 3 februari 2003, 4 maart 2003 en 24 maart 2003 blijkt dat klager moet worden gekwalificeerd als zeer vluchtgevaarlijk tegen de achtergrond van deverwachting dat klager zich in voorkomend geval zou kunnen manifesteren als extreem gewelddadig. Het is niet denkbeeldig dat een ontvluchting van klager, dan wel een poging daartoe, vergezeld zou gaan van hulp van buitenaf. Datklager het gebruik van grof geweld niet uit de weg gaat, is reeds gebleken toen sprake was van vechtpartijen met medegedetineerden. Klager heeft zich ook in het verleden schuldig gemaakt aan het plegen van diverse delicten, o.a.bedreiging. In 1995 is hij uitgezet. Hij maakt gebruik van diverse aliassen. Hij is thans gedetineerd in verband met ernstige delictplegingen hier te lande en in verband met een door de Duitse autoriteiten ingediend verzoek omuitlevering. Dit laatste in verband met een verdenking van ernstige geweldplegingen in Duitsland, waarbij sprake is geweest van bedreiging met een vuurwapen voorzien van een geluiddemper.
Voorts wordt klager verdacht van betrokkenheid bij een schietpartij in Luik in september 2001 waarbij hij zwaar gewond raakte. Geconcludeerd moet worden dat klager het gebruik van grof geweld om invulling te geven aanontvluchtingvoornemens zonodig met hulp van buitenaf niet uit de weg zal gaan. Een eventuele ontvluchting van klager zou maatschappelijk onaanvaardbaar zijn en zou leiden tot een ernstige geschokte rechtsorde niet in de laatsteplaats gelet op de maatschappelijke en publicitaire gevoeligheid van de ernstige delicten van het plegen waarvan klager, ook in het buitenland, wordt verdacht.

4. De beoordeling
4.1. De e.b.i. Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen en heeft een regime van beperkte gemeenschap en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, kunnen in de extra beveiligde inrichtinggedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een e.b.i. en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een e.b.i. elke zes maanden daarna.

4.4 De beroepscommissie overweegt het volgende.
De beslissing tot plaatsing van klager in de e.b.i. is mede gebaseerd op ingekomen ambtsberichten d.d. 3 februari 2003, 4 maart 2003 en 24 maart 2003. Uit deze ambtsberichten zou volgen dat klager al maandenlang bezig is met hetvoorbereiden van een gewelddadige ontsnapping, waarbij gebruik zou worden gemaakt van vuurwapens en explosieven. Door de officier van justitie van het landelijk parket is aangegeven dat deze informatie op zich wel recent en concreetis.

De beroepscommissie is van oordeel dat de enkele, niet nader toegelichte, stelling dat die informatie op zich wel recent en concreet is, niet de conclusie rechtvaardigt dat klager een extreem vluchtrisico en een onaanvaardbaarmaatschappelijk risico in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten vormt. Daarbij blijft bovendien de betrouwbaarheid van de informatie geheel buiten beschouwing. Nu ook overigens niet is gebleken van nadere actuele,betrouwbare en concrete klager belastende informatie, is de beroepscommissie van oordeel dat de aan de plaatsing in de e.b.i. ten grondslag liggende feiten en omstandigheden een langer verblijf in de e.b.i. niet rechtvaardigen.
4.5 De beroepscommissie komt, de hiervoor genoemde omstandigheden tezamen en in onderling verband beziende, tot het oordeel dat de beslissing tot plaatsing van klager in de e.b.i. als onredelijk en onbillijk dient te wordenaangemerkt. Zij zal klagers beroep dan ook gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en de selectiefunctionaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van drie weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 18 juli 2003

Naar boven