Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1044/GB, 25 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/1044/GB

Betreft: [klager] datum: 25 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 6 mei 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1968], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 april 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de beperkt beveiligde inrichting Westlinge te Heerhugowaard ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 9 oktober 2000 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Almere-Binnen te Almere. Op 8 april 2003 is hij geplaatst in de beperkt beveiligde inrichting Westlinge.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 5 maart 2003. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 7 oktober 2003.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager heeft in de periode die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bijna een studie Nederlands recht afgerond aan de Open Universiteit. Het voorstel tot zijn deelname aan een penitentiair programma bestaat uit hetschrijven van zijn afstudeerscriptie en werkzaamheden als juridisch medewerker bij een advocatenkantoor. De openstaande zaak betreft een uitspraak in eerste aanleg van 24 weken gevangenisstraf die sinds september 1999 wacht opbehandeling in hoger beroep. Er is nog geen zittingsdatum bekend en de zaak zal op geen enkele wijze van invloed zijn op de einddatum van deze detentie. Er is sprake van ondeugdelijke besluitvorming aangezien een besluit is genomenop basis van onvolledige informatie. Ten tijde van de beslissing van de selectiefunctionaris was de rapportage van de buitenreclassering nog niet beschikbaar.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In het advies van de inrichting wordt verzocht klager, in afwachting van een definitief adviesrapport van de buitenreclassering, alvast te plaatsen in een inrichting met een zeer beperkt beveiligingsniveau. In het pre-advies voordeelname aan een penitentiair programma wordt door de binnenreclassering melding gemaakt van het feit dat er naast klager geen andere informatiebronnen zijn aangeboord, waardoor het advies met betrekking tot de achtergrond en deleefgebieden van klager een hoog subjectief karakter heeft. Het penitentiair programma zoals omschreven in het pre-advies, dat niet meer behelst dan een scriptie schrijven en een stage op een advocatenkantoor, is niet acceptabel.Een voorstel voor deelname aan een penitentiair programma dient een minimale tijdsbesteding van 26 uur aan arbeidtoeleiding of andere onderdelen te bevatten waardoor maatschappelijke integratie wordt bevorderd. Er moet dus naar eenandere invulling worden gezocht.
Met betrekking tot de openstaande zaak kon het gerechtshof te Amsterdam tot aan juni 2003 geen duidelijkheid verschaffen over een mogelijke zittingsdatum tijdens of na de detentie van klager. De selectiefunctionaris blijft er daaromvan uitgaan dat sprake is van een openstaande zaak die plaatsing van klager in een inrichting met een zeer beperkt beveiligingsniveau vooralsnog in de weg staat. Wordt de straf van 24 weken bij de huidige straf opgeteld, dan isdoorstroming naar een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau wel mogelijk. Gelet op klagers gedrag tijdens de detentie heeft de selectiefunctionaris hiertoe besloten.

4. De beoordeling
4.1. Voor plaatsing in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting komen op grond van artikel 2, tweede lid aanhef en onder b., en artikel 3, derde lid aanhef en onder b., van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing vangedetineerden niet in aanmerking gedetineerden ten aanzien van wie de einddatum van de detentie nog niet vaststaat. In de toelichting op deze artikelen wordt opgemerkt dat openstaande zaken hieronder vallen. Het betreft doorgaansniet-onherroepelijke vonnissen. Indien uit inlichtingen van het openbaar ministerie blijkt dat een dergelijke openstaande zaak na de datum van ontslag uit detentie afgehandeld zal worden, kan de betrokken gedetineerde, metinachtneming van de overige criteria die genoemd zijn in artikel 2 en 3, in aanmerking komen voor een plaatsing in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting.

4.2. De beroepscommissie stelt op grond van de stukken vast dat de openstaande zaak een uitspraak betreft van de politierechter te Amsterdam op 14 september 1999 tot een gevangenisstraf van 24 weken terzake van uitkeringsfraude,waartegen klager hoger beroep heeft aangetekend. Tot aan juni 2003 kan vanuit het Gerechtshof te Amsterdam geen duidelijkheid worden verschaft over een mogelijke zittingsdatum. Gelet op de naderende v.i.-datum van klager en hetgegeven dat tegen de uitspraak in hoger beroep nog de mogelijkheid van beroep in cassatie openstaat, is niet aannemelijk dat de openstaande zaak nog voor de einddatum van de huidige detentie zal worden behandeld. Gelet hierop en hetfeit dat klager gedragsmatig gezien geschikt wordt geacht voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting, moet de beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijken onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.

4.3. Met betrekking tot een mogelijke deelname van klager aan een penitentiair programma overweegt de beroepscommissie het volgende.
In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het programma en de gedetineerde moeten voldoen.
Nu uit de stukken naar voren komt dat een advies van de reclassering in het arrondissement waar het penitentiair programma ten uitvoer wordt gelegd ontbreekt, voldoet het voorgestelde programma niet aan de in artikel 7 van de Pmgenoemde voorwaarden. Gelet hierop kan de beslissing van de selectiefunctionaris wat dit betreft niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voorzover gericht tegen het onderdeel van de beslissing van de selectiefunctionaris om klager niet te plaatsen in een zeer beperkt beveiligde inrichting en zij vernietigt in zoverrede bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 25 juli 2003

secretaris voorzitter

Naar boven