nummer: 03/968/GA
betreft: [klager] datum: 18 juli 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 29 april 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.P.F.Hoens, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 24 april 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Nieuwegein,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 7 juli 2003, gehouden in de locatie Zwolle, is klager gehoord. Klagers raadsman mr. J.A.P.F. Hoens en de unit-directeur bij de locatie Nieuwegein, die beiden verhinderd waren ter zitting teverschijnen, hebben hun standpunt schriftelijk uiteengezet.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermissing van één telefoonkaart.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Toen de kwestie speelde, zat ik nog maar net vast. Ik moest dus veel regelen met „buiten“ en had daarom twee telefoonkaarten à € 10,= per stuk besteld. Daarnaast had ik allerlei andere spullen besteld. Het geheel ontving ik in drieboxen. Ik maakte de eerste box open en trof daarin maar één telefoonkaart aan. Door mijn detentie-ervaring weet ik dat telefoonkaarten in de regel gebundeld worden geleverd. Daarom heb ik meteen om een bewaarder gevraagd, dieongeveer tien minuten daarna arriveerde. Vervolgens hebben wij samen de resterende twee boxen geopend. Daar zat geen telefoonkaart in.
De inrichting is nog nagegaan of er eventueel iets fout kon zijn gegaan. Dat leverde niets op. Ik ben ervan overtuigd dat de directeur zijn onderzoek goed heeft uitgevoerd. Toch heb ik maar één in plaats van twee telefoonkaartengekregen. Anders zou ik ook geen beklag hebben ingesteld en zou ik hier ook niet voor de beroepscommissie zitten. Het afdelingshoofd begrijpt ook niet waar de telefoonkaart is gebleven. Hij adviseerde mij om in beklag te gaan.
Ik begrijp niet dat de unit-directeur zich niet verantwoordelijk voelt. Hij is er immers mee accoord gegaan dat er in zijn inrichting met het systeem van winkelboxen wordt gewerkt. Wanneer er dan een keer iets misgaat, moet je jeverantwoordelijkheid nemen.
Klagers raadsman geeft aan dat hij van oordeel is dat klager in zijn beklag had moeten worden ontvangen. Hij geeft voorts aan dat het beklag, gelet op de jurisprudentie van de beroepscommissie, gegrond verklaard had moeten worden,omdat het risico van de koop in dit geval op de inrichting is overgegaan. De directeur heeft immers aangegeven de winkelboxen niet steekproefsgewijs op hun inhoud te controleren.
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in een schriftelijke verklaring als volgt toegelicht.
De winkelboxen worden niet steekproefsgewijs gecontroleerd, omdat daar geen aanleiding toe is. Al zeker een jaar is er geen klacht ingediend over niet-geleverde goederen. Overigens kan niemand zich herinneren dat er sinds de openingvan de inrichting in 1999 ook maar één klacht is ingediend over niet-geleverde goederen.
In de inrichting wordt gebruik gemaakt van het zogenoemde Billy Box Systeem dat dermate waterdicht is, dat vergissingen vrijwel uitgesloten zijn. Bij telefoonkaarten wordt bovendien een viervoudige controle uitgevoerd. Zowel voorals achteraf worden de totalen van alle kaarten per afdeling en los daarvan voor de hele inrichting opgeteld, waarbij al deze totaaltellingen worden vergeleken met de totaaltellingen op de bestellijsten, de rekeningen en deuitgegeven kaarten (nummercontrole). Pas wanneer alle getallen met elkaar kloppen, worden de boxen gedistribueerd.
In klagers geval gaat het om het niet-ontvangen van één telefoonkaart, nadat hij in zijn cel al een box had opengemaakt. Klager vroeg daarop om een tweede kaart. Hierop heeft de directeur contact opgenomen met de winkel. Debetreffende dag zijn de tellingen, zoals hiervoor beschreven, op de afgesproken wijze uitgevoerd. De directeur zag geen aanleiding klager tegemoet te komen, omdat de winkel eraan vasthield twee telefoonkaarten aan klager te hebbengeleverd. De directeur heeft klager dit schriftelijk bericht. Deze schriftelijke mededeling ziet hij niet als een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, Pbw.
3. De beoordeling
Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie plegen kwesties als de onderhavige, dat wil zeggen vermissing van een telefoonkaart, inhoudelijk te worden beoordeeld: een fout van de winkel kan in beginsel aan de directeurworden toegerekend. De beroepscommissie zal dan ook doen wat de beklagcommissie had behoren te doen en het beklag inhoudelijk beoordelen.
In het algemeen geldt dat er bij iedere koop een zekere mate van risico voor de koper bestaat. Deze regel geldt in beginsel ook bij een koop in een penitentiaire inrichting, zij het dat het risico onder bepaalde omstandigheden kanovergaan op de directeur. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie blijft het risico bij de gedetineerde indien de inrichting de winkelboxen (steekproefsgewijs) op hun inhoud controleert. Bijzondere omstandigheden -zoalsbijvoorbeeld een meer dan incidenteel voorkomende gebrekkige aflevering van kantineartikelen- kunnen een extra verplichting tot controle van inrichtingswege met zich brengen.
In het onderhavige geval is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die een extra verplichting tot controle met zich brengen. Dit laat evenwel onverlet dat op de directeur de plicht rust om de winkelboxen steekproefsgewijs ophun inhoud te controleren, wil het risico van de koop niet op de directeur overgaan. De omstandigheid dat zich gedurende langere tijd kennelijk geen problemen hebben voorgedaan, maakt dit niet anders.
Tegen de achtergrond van het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat het risico in dit geval is overgegaan op de directeur, waarbij zij nog opmerkt dat klager in de gegeven omstandigheden heeft gedaan wat inredelijkheid van hem verlangd mocht worden. Meteen na het openen van de eerste winkelbox, bij het openen waarvan, naar de beroepscommissie begrijpt, geen personeel aanwezig was, heeft hij, toen hij volgens zijn zeggen maar ééntelefoonkaart aantrof en uit ervaring weet dat telefoonkaarten in de regel gebundeld worden geleverd, meteen om een bewaarder gevraagd. Deze bewaarder is vervolgens aanwezig geweest bij het openen van de twee resterende winkelboxen.
De beroepscommissie zal klagers beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal klager een tegemoetkoming toekennen van één telefoonkaart à € 10,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van één telefoonkaart à € 10,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 18 juli 2003
secretaris voorzitter