Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1077/GA, 7 augustus 2003, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1077/GA

betreft: [klager] datum: 7 augustus 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 13 mei 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 6 mei 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuw Vosseveld te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 juli 2003, gehouden in de p.i. Vught te Vught, zijn gehoord klager en de heer D. Vette, unit-directeur bij voormelde p.i..

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermissing van klagers jas.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik had twee jassen op mijn cel. Toen ik op donderdag 20 maart 2003 na een geëmotioneerd bezoek alleen terugkwam op mijn afdeling, stond de deur van mijn cel al open. De PIW-er zei mij dat hij de deur 15 minuten eerder had ontsloten.Bij binnenkomst zag ik dat mijn jas weg was. Ik dacht dat het een geintje van een van de andere gedetineerden was, omdat ze hadden gezien dat ik die ochtend mijn jas aan het strijken was geweest. Die avond kookten we gezamenlijk enheb ik gevraagd of iemand een geintje had uitgehaald. Dat bleek niet het geval. Ik wilde het de volgende dag tijdens het groepsgesprek aankaarten, maar dat gesprek ging niet door. Daarna heb ik het alsnog gemeld aan het personeel.
Het is niet mijn verantwoordelijkheid als er spullen van mijn cel verdwijnen als gevolg van het te vroeg openen van de deur van mijn cel -buiten mijn aanwezigheid- door het personeel.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt gehandhaafd en hier ter zitting het volgende aan toegevoegd.
Pas op het moment dat klager zijn paviljoen bereikte is dit doorgegeven en is zijn celdeur geopend. Deze heeft nooit langer dan één minuut open gestaan.
Klager had de vermissing terstond en niet pas twee dagen later aan het personeel dienen te melden. De ingezette zoekactie had in een eerder stadium wellicht resultaat opgeleverd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat ingevolge artikel 9.2 van de Huisregels iedere gedetineerde als regel verantwoordelijk is voor hetgeen zich op zijn cel bevindt. Vast staat echter dat klagers celdeur enige tijd, door toedoen vanhet personeel, heeft opengestaan. Hierdoor is het niet onmogelijk dat een ander de betreffende jas van klagers cel heeft weggenomen.
Dit alles laat echter onverlet dat klager de vermissing onverwijld had dienen te melden, opdat het personeel terstond een zoekactie had kunnen beginnen.
Al aannemend, dat klager na het bezoek dermate geëmotioneerd was dat hij de kwestie even heeft laten rusten en vervolgens eerst bij de medegedetineerden navraag wilde doen, dan had hij toch in ieder geval de volgende dag zijnmelding moeten doen. Door echter pas twee dagen later melding te maken van de vermissing, heeft klager zelf in de hand gewerkt dat de kans dat de jas zou worden teruggevonden drastisch verminderd was.
Het beroep zal mitsdien ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. U. van de Pol, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 7 augustus 2003

secretaris voorzitter

Naar boven