Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1162/GB, 5 augustus 2003, beroep
Uitspraakdatum:05-08-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/1162/GB

Betreft: [klager] datum: 5 augustus 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 23 mei 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.M.A.Appelman, namens

[...], geboren op [1973], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 mei 2003 genomen en op 16 mei 2003 aan klager uitgereikte beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Lelystad ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 8 juni 2002 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Almere-Binnen. Op 29 april 2003 is hij geplaatst in de gevangenis Lelystad, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en acht maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 19 maart 2003.
De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 4 november 2004.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Ten tijde van klagers 11 maanden durende verblijf in het h.v.b. te Almere Binnen zijn met hem gesprekken gevoerd omtrent selectie naar een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau. In die periode heeft klager -dooromstandigheden- éénmaal softdrugs gebruikt. Nu komt hij deswege niet in aanmerking voor plaatsing in een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau. Deze consequentie van het gebruik van softdrugs was hem niet bekend.
Bij deze beslissing is overigens geen rekening gehouden met de slechte psychische gesteldheid van zijn huidige verloofde.
In zijn schriftelijke aanvulling van 11 juli 2003 op het beroep, op het secretariaat door tussenkomst van het bureau selectiefunctionarissen ontvangen op 23 juli 2003, heeft klager -samengevat- nog het volgende aangevoerd.
Hij heeft zich altijd aan zijn afspraken gehouden, is teruggekerd van een hem inmiddels verleend verlof en wil gelet op de thuissituatie graag zo snel mogelijk naar een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het gebruik van softdrugs in detentie is niet toegestaan. Gevolgen van het gebruik van softdrugs staan onder meer vermeld in de huisregels. Wanneer door meerdere urinecontroles is aangetoond dat klager geen drugs meer gebruikt, kanna een periode van drie maanden opnieuw de mogelijkheid van plaatsing in een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau worden bekeken..

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Lelystad is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. De Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen van 2 juni 1999, nummer 726428/98/DJI, bepaalt in artikel 2, tweede lid, dat het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen een contra-indicatie vormt voor een(over)plaatsing in het kader van de detentiefasering en de toekenning van verlof of strafonderbreking. In het door de Minister vastgestelde drugsontmoedigingsbeleid zijn nadere indicaties opgenomen voor onder meer de toeleiding naareen beperkt beveiligde inrichting. In het licht hiervan levert de uitslag van de in op 9 april 2003 bij klager gehouden urinecontrole een contra-indicatie op voor overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting voor een periodevan drie maanden.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is ook overigens, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd met de wet en kan, bij afwegingvan alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op5 augustus 2003

secretaris voorzitter

Naar boven