Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1359/GV, 24 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:24-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1359/GV

betreft: [klager] datum: 24 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 27 juni 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 juni 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft -onder verwijzing naar zijn beroep van 18 april 2003- zijn beroep als volgt toegelicht.
Zijn eerdere verzoek om verlof is afgewezen omdat hij niet teruggekomen was van verlof tijdens een vorige straf. De reden hiervoor was dat klagers vrouw terminaal ziek was, en inmiddels is overleden, en klager het niet over zijnhart kon krijgen om haar in de steek te moeten laten en terug te keren naar de gevangenis. Tijdens dezelfde straf is klager in aanmerking gekomen voor IVO ondanks het feit dat hij eerder niet teruggekeerd was van verlof. Klager isthans wederom gedetineerd in verband met een nieuwe zaak. Alle omstandigheden zijn inmiddels veranderd. Er is op dit moment geen aanwijsbare reden voor vluchtgevaar of een eventueel niet terugkomen van verlof. Klager wordt gestraftvoor iets waar in Nederland geen straf op staat, te weten ontvluchting tijdens een vorige detentie.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gebleken is dat klager tijdens zijn huidige detentie na afloop van een schorsing heeft gemeend zelf te kunnen bepalen of en zo ja wanneer hij terug zou keren naar de inrichting. Hij is derhalve gedurende deze detentie aangemerkt alsvoortvluchtige.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Achterhoek heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op het negatieve advies van het openbaar ministerie.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Almelo heeft aangegeven dat klager vluchtgevaarlijk is en geen mogelijkheid onbenut zal laten omstandigheden aan te voeren op grond waarvan hij de inrichting tijdelijk zoukunnen verlaten. De officier adviseert hier zeer terughoudend mee om te gaan gelet op het veiligheidsprobleem dat hierdoor in zijn directe omgeving zou worden veroorzaakt.
De politie is niet separaat om informatie gevraagd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek, wegens heling. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 24 november 2003.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal twee verlofaanvragen indienen.

Allereerst wordt opgemerkt dat klager aan de onderhavige aanvraag om verlof en het tegen de afwijzing ingestelde beroep geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd. De beroepscommissie is van oordeel dat de omstandigheiddat klager zich eerder aan zijn detentie heeft onttrokken en als vluchtgevaarlijk te boek staat nog steeds een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt.
Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlatenvan de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 24 juli 2003

secretaris voorzitter

Naar boven