Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0224/TA, 15 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:15-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/224/TA

betreft: [klager] datum: 15 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 17 januari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 13 januari 2003 van de beklagcommissie bij de TBS-kliniek Flevo Future, locatie De Singel te Amsterdam, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 mei 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager, het hoofd van voormelde tbs-inrichting dhr. [...] en het hoofd behandelingsrapportage mw.[...]. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft
a. het achterhouden van stukken uit klagers kleine bagagedoos door het hoofd van de inrichting;
b. schending van het recht op medische verzorging;
c. niet naleven van een voorschrift ten aanzien van het onderzoeken van klagers kamer.

De beklagcommissie heeft het beklag op alle onderdelen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Terzake van de het beklag onder 1.a.:
De inhoud van de kleine bagagedoos die hij bij binnenkomst in De Singel bij zich had en heeft moeten afgeven is voor het grootste deel nog niet aan hem uitgereikt, ondanks herhaaldelijk hierom vragen door klager. Het betreftbelangrijke processtukken en een tekening en een foto van klagers vriendin. De directie heeft het doen voorkomen of deze voorwerpen waren zoekgeraakt. Klager heeft dit niet willen geloven. Hij meent dat de directie deze zaken bewustheeft achtergehouden en hem al die tijd hiervan in het ongewisse heeft gelaten. Indien deze stukken ook vallen onder de beslissing tot inbeslagneming van 8 november 2002 zal die inbeslagneming ten onrechte zijn gedaan omdat destukken niet van pornografische aard zijn. Met de inbeslagneming is artikel 44 Bvt geschonden.
Terzake van het beklag onder 1.b.:
De medische verzorging in de beginperiode van klagers verblijf in De Singel is niet naar behoren geweest omdat klager diverse - naar zijn mening somatische - klachten had, terwijl door de psychiater alleen enige aandacht is besteedaan de slapeloosheid. Dit laatste bovendien slechts op een naar klagers mening te kort schietende wijze, omdat de psychiater heeft geadviseerd minder te roken en minder koffie te drinken maar geen slaapmedicatie heeft verstrekt,terwijl klager daaraan behoefte had.
Terzake van het beklag onder 1.c.:
Een bepaalde bijzondere kamercontrole, noodzakelijk geacht door de stafleden, is slechts gehouden door één sociotherapeutisch medewerker (stm-er). Krachtens de huisregels dient zo’n controle te worden gehouden door een stm-ertezamen met een beambte in algemene dienst (biad). Die kamercontrole was daarom niet voldoende zorgvuldig en de schending van de desbetreffende huisregel raakt klagers belang.

Door en namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot het beklag onder 1.a.:
Het grootste deel van de inhoud van de kleine bagagedoos van klager, in de inrichting binnengekomen op 22 april 2002, is niet aan hem uitgereikt maar in beslaggenomen, nadat was gezien dat in de doos veel pornografisch materiaalaanwezig was. De doos met stukken is in beslag genomen en onder beheer van klagers behandelingscoördinator opgeslagen. Aan klager is spoedig mondeling mededeling gedaan van de beslissing dat hij vooralsnog niet de beschikking overde stukken kreeg. Op 8 november 2002 heeft het hoofd van de inrichting ten aanzien van deze stukken, en ook stukken uit andere nagekomen dozen, besloten dat deze in beslag bleven en is daarvan alsnog een schriftelijke gemotiveerdemededeling aan klager uitgereikt.
De stukken zijn in beslag genomen met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen klagers gevaarlijkheid voor de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen, alsmede met het oog op de orde of deveiligheid in de inrichting. De inbeslagneming is noodzakelijk vanwege het karakter van de stukken en de aard van klagers tbs-behandeling.
Met betrekking tot het beklag onder 1.b.
Na zijn binnenkomst in de inrichting heeft klager klachten over slapeloosheid geuit. Hij heeft hierover kontakt gehad met de psychiater. Klager bleek zeer veel koffie te drinken en veel te roken. De psychiater heeft klagergeadviseerd dit eerst te minderen, voordat zou worden overgegaan tot het voorschrijven van geneesmiddelen tegen de slapeloosheid.
Met betrekking tot het beklag onder 1.c. over de wijze van verrichten van de bedoelde speciale kamercontrole heeft het hoofd van de inrichting volhard in zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel 1.a. van het beklag overweegt de beroepscommissie het volgende.
Bij binnenkomst in De Singel op 22 april 2002 had klager een kleine bagagedoos met stukken bij zich. Over een klein gedeelte van de stukken heeft hij (vrijwel) direct de beschikking gekregen. De doos met de resterende stukken isvervolgens uit zijn zicht verdwenen. Tot en met de procedure voor de beklagcommissie hield het hoofd van de inrichting het erop dat de stukken zouden zijn zoekgeraakt. Klagers uitgangspunt was dat de stukken bewust werdenachtergehouden.
Het hoofd van de inrichting heeft eerst ter zitting van de beroepscommissie aan klager voldoende duidelijk kenbaar gemaakt dat klagers kleine bagagedoos met de niet terstond uitgereikte stukken op 22 april 2002 in beslag is genomen.

Ter zitting van de beroepscommissie is gebleken dat de stukken uit die doos ook moeten worden begrepen onder de beslissing tot inbeslagneming d.d. 8 november 2002, waarvan klager een schriftelijke gemotiveerde mededeling isuitgereikt.

De beroepscommissie overweegt dat het hoofd van de inrichting bij de toepassing van inbeslagneming gebonden is aan de procedureregels en gronden van artikel 44 Bvt.
Indien het hoofd van oordeel is dat de verpleegde een hem toebehorend voorwerp niet in zijn persoonlijke verblijfsruimte mag hebben met het oog op een belang als genoemd in artikel 44, tweede lid onder a of b, Bvt, kan hij het inbeslag nemen. Het hoofd dient dan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 44, vijfde lid, in verbinding met artikel 23, vierde lid eerste en laatste volzin, Bvt, zorg te dragen dat de voorwerpen
- hetzij onder afgifte van een bewijs van ontvangst ten behoeve van de verpleegde worden bewaard,
-hetzij met toestemming van de verpleegde in diens aanwezigheid worden vernietigd,
-hetzij aan een opsporingsambtenaar ter hand worden gesteld met het oog op de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.

Door te handelen als hiervoor overwogen heeft het hoofd van de inrichting langdurig geen invulling gegeven aan vooromschreven zorgplicht en is klager zonder kenbare noodzaak in het ongewisse gelaten over de staat van dedesbetreffende papieren, de tekening en de foto van zijn vriendin. Het klager in beginsel op grond van artikel 44 , eerste lid, Bvt toekomende recht de genoemde voorwerpen in zijn kamer te hebben, is beperkt op een wijze die instrijd is met de procedurele voorschriften als bedoeld in art. 44, vijfde lid, in verbinding met artikel 23, vierde lid eerste en laatste volzin Bvt.
Het beklag zal daarom - op formele grond - gegrond worden verklaard.
De onzekerheid waarin klager als gevolg van de handelwijze van het hoofd van de inrichting heeft verkeerd is niet ongedaan te maken. De beroepscommissie zal, alvorens hiervoor een tegemoetkoming vast te stellen, het hoofd van deinrichting in de gelegenheid stellen zich hieromtrent uit te laten.

De beroepscommissie zal thans geen overwegingen wijden aan de vraag of het hoofd van de inrichting de desbetreffende stukken materieel al dan niet terecht in beslag heeft genomen. Klager heeft opgemerkt dat hij afzonderlijk beklagheeft gedaan tegen de beslissing van 8 november 2002 tot in beslagneming van stukken, waaronder ook de onderhavige moeten worden begrepen. De beklagcommissie is vooreerst bevoegd zich een inhoudelijk oordeel te vormen over dezezaak.

Ten aanzien van onderdeel 1.b. van het beklag overweegt de beroepscommissie het volgende.
Uit de stukken en het ter zitting verhandelde is gebleken dat het klager gaat om de inhoudelijke medische verzorging door de medische dienst en de arts(en). Aan de beroepscommissie is niet gebleken van een voor beklag vatbarebeslissing van het hoofd van de inrichting aangaande klagers medische verzorging in het desbetreffende tijdvak. Bij gebreke daarvan kan de beslissing van de beklagcommissie over dit onderwerp niet in stand blijven en dient klageralsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag.

Ten aanzien van onderdeel 1.c. van het beklag overweegt de beroepscommissie
dat hetgeen in beroep is aangevoerd aangaande de kamercontrole - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroepzal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep tegen de beslissing van de beklagcommissie op het beklag onder 1.a. gegrond, vernietigt de beslissing van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag gegrond op formele grond.
Zij stelt het hoofd van de inrichting in de gelegenheid zich binnen 10 dagen na de datum van deze uitspraak uit te laten over een aan klager toe te kennen tegemoetkoming.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie op het beklag onder 1.b. en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit onderdeel van het beklag.
Zij verklaart het beroep inzake de uitspraak van de beklagcommissie op het beklag onder 1.c. ongegrond en bevestigt de beslissing van de beklagcommissie in zoverre.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, mr.dr. E.J. Hofstee en mr.drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 15 juli 2003

secretaris voorzitter

nummer: 03/224/TA

betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 6 mei 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam teAmsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. J.m. van der Vaart;
leden: mr.dr. E.J. Hofstee en mr.drs. T.A.M. Louwe.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. Chr.F. Swart-Babbé.

Gehoord zijn klager, de directeur behandeling van de TBS-kliniek Flevo Future, locatie De Singel te Amsterdam, dhr. [...] en het hoofd behandelrapportage bij deze kliniek mw. [...].

Klager heeft - zakelijk weergegeven en voorzover van belang- het volgende aangevoerd.
a. Ten aanzien van het achterhouden van stukken uit de kleine bagagedoos:
Ik ben op 22 april 2002 vanuit de penitentiaire inrichting (p.i.) De IJssel geplaatst in de tbs-kliniek De Singel. Tijdens mijn transport naar deze kliniek mocht ik een kleine bagagedoos bij me houden. In deze doos zaten stukken,waaronder processtukken, en een portret en een tekening van mijn vriendin. Ik had de doos zelf ingepakt. Ik heb geen lijstje van de inhoud opgesteld. Voor mijn vertrek is in de IJssel summier gecontroleerd wat er in de doos zat. Bijmijn aankomst in Amsterdam moest ik de bagagedoos met inhoud afgeven.
Een derde deel van de inhoud van de doos heb ik op de dag van mijn binnenkomst, of op de dag daarna, gekregen. Tweederde deel van de inhoud heb ik nog niet mogen ontvangen, terwijl ik er tientallen keren om gevraagd heb. Deinrichting deed het steeds voorkomen of zij niets van de stukken wist. Ter zitting van de beklagcommissie heeft de inrichting aangevoerd dat getracht is de doos met de resterende stukken te vinden maar dat de inrichting daarin nietis geslaagd. Ik geloof echter niet dat de stukken zijn zoekgeraakt, zoals de beklagcommissie heeft aangenomen. Ik ga er van uit dat de directie de resterende stukken en de foto en de tekening van mijn vriendin bewust achterhoudt.
In de kleine bagagedoos zat geen pronografisch materiaal. Door deze stukken achter te houden heeft de directie artikel 44 Bvt geschonden. De directie heeft mij al die tijd in het ongewisse gelaten.
Het is juist dat ik later nog enige van mijn stukken heb gekregen. Het betrof beklagzaken van 2000 en 2001. Daar heb ik niets aan. Ik wil de beschikking krijgen over de integrale kopie van mijn strafdossier. Mijn cassatiestukken,een stuk van PG Fokkens en stukken van mijn advocaat heb ik nóg niet. De kopie van mijn strafdossier verkeert nu in wanorde.
Ik heb de mededeling d.d. 8 november 2002 van inbeslagneming gekregen. Ik heb over deze beslissing afzonderlijk beklag ingediend. Mij is niet uitgelegd dat die beslissing een therapeutische reden heeft.
b. Met betrekking tot de medische verzorging:
De inrichting heeft geweigerd mij een behoorlijke somatische medische verzorging te bieden in de periode van 22 april 2002 tot medio september 2002. Ik had diverse lichamelijke klachten. De psychiater en de sociotherapeuten hebbenvolstaan met het advies minder te roken en minder koffie te drinken, in verband met slapeloosheid. Verdere medische hulp, zoals verstrekking van medicijnen, is niet verleend terwijl ik daaraan wel behoefte had.
c. Ten aanzien van de kamercontrole:
Het gaat om een bijzondere kamercontrole, noodzakelijk geacht door de stafleden, die gehouden is door één sociotherapeutisch medewerker (stm-er). Krachtens de huisregels dient zo’n controle te worden gehouden door een stm-er tezamenmet een beambte in algemene dienst (biad).
Ik zie de biad als een onafhankelijk persoon, die aanwezig is ter bevordering van de zorgvuldigheid ten aanzien van de voorwerpen in mijn kamer. Schending van deze huisregel raakt dus wel het belang van de verpleegde.

Door en namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven en voor zover van belang- het volgende verklaard.
a. Ten aanzien van de inhoud van klagers kleine bagagedoos:
De doos met inhoud, voornamelijk papieren, is in De Singel aangekomen. Een gedeelte van de inhoud kon meteen aan klager worden uitgereikt. In eerste opzicht leek er verder veel pornografisch materiaal in de doos aanwezig te zijn. Deinhoud is toen nog niet gedocumenteerd. De doos, met een groot deel van de oorspronkelijke inhoud, is in beslag genomen en opgeslagen. Tot de inbeslagneming is al vroegtijdig besloten. Van die inbeslagneming is aan klagers toen geenschriftelijke mededeling gedaan. Wel is hem mondeling meegedeeld dat de resterende inhoud van de doos vooralsnog niet aan hem zou worden uitgereikt. Met de vervoersdienst is daarna nog een aantal dozen met stukken van klager bij deinrichting bezorgd. Op 8 november 2002 heeft het hoofd van de inrichting een beslissing genomen over de stukken uit al klagers dozen, nadat een selectie was gemaakt. Een aantal stukken is alsnog aan klager gegeven, te weten stukkenvan beklagzaken, rapportage pro justitia, cassatiestukken en post van advocaten. Bepaalde stukken zijn in beslag gebleven, waaronder alle stukken waarop knipsels waren geplakt. Het strafdossier is daarbij, met een uitzondering vanhet arrest van het gerechtshof. Dit stuk is klager wel gegeven.Het beslag is voortgezet vanwege het karakter van de stukken en gelet op de aard van klagers behandeling. Uitreiking van de stukken zou klagers behandeling schaden.De inbeslag genomen stukken berusten thans bij klagers behandelingscoördinator en worden bij klagers behandeling betrokken. Klager heeft een schriftelijke mededeling d.d. 8 november 2002 gekregen van de inbeslagneming.
De stukken die de inrichting niet kan vinden zaten niet in de kleine doos of in andere dozen, maar in een aparte envelop. Het betreft stukken uit het penitentiair dossier van klager.
b. Ten aanzien van de medische verzorging:
Na zijn binnenkomst in de inrichting heeft klager klachten over slapeloosheid geuit. Hij heeft hierover kontakt gehad met de psychiater. Klager bleek zeer veel koffie te drinken en veel te roken. De psychiater heeft klagergeadviseerd dit eerst te minderen, voordat zou worden overgegaan tot het voorschrijven van geneesmiddelen tegen de slapeloosheid.
c. Met betrekking tot de wijze van verrichten van de bedoelde speciale kamercontrole heeft het hoofd van de inrichting volhard in zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.

secretaris voorzitter

Naar boven