Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1250/GV, 10 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1250/GV

betreft: [klager] datum: 10 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 juni 2003 op het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 juni 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Klager wordt verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan een gewapende overval, dat hij het slachtoffer met een vuurwapen heeft bedreigd en dat hij het slachtoffer met eenmokerhamer op zijn hoofd heeft geslagen. Dit is echter onjuist. Klager was fysiek niet aanwezig bij de overval.
Wat het eerder gepleegde geweldsdelict betreft merkt klager op dat het een uit de hand gelopen vechtpartij betrof. Klager en het slachtoffer zijn inmiddels goed bevriend.
In zijn huidige detentie werkt klager hard aan zijn resocialisatie.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De afwijzende beslissing is met name gebaseerd op het negatieve advies van het openbaar ministerie en het gegeven dat klager het onderhavige delict heeft gepleegd terwijl hij nog in een proeftijd liep van een eerdere veroordelingterzake een geweldsdelict.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis-unit van locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel adviseert het gevraagde verlof te verlenen, gelet op klagers positieve gedrag binnen de inrichting.
Het openbaar ministerie adviseert negatief, omdat klager zich heeft schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een taxicentrale, waarbij hij het slachtoffer bedreigde met een vuurwapen en met een moker op het hoofd heeftgeslagen. Dit soort delicten zorgt in de maatschappij voor ernstige gevoelens van angst en onveiligheid. Ook kan het slachtoffer nog lange tijd hiervan de psychische nadelen ondervinden.
De politie Rotterdam-Rijnmond heeft aangegeven dat er geen bijzonderheden zijn te melden over het opgegeven verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek, wegens het medeplegen diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor tebereiden en gemakkelijk te maken. Aansluitend dient hij vijf maanden gevangenisstraf te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 8 juni 2004.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Blijkens het uittreksel justitieel documentatieregister is klager op 21 januari 2002 door de rechtbank te Rotterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden met aftrek, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, wegens hetplegen van een geweldsdelict. Dit betreft het door klager bedoelde uit de hand gelopen handgemeen. Kort na het ondergaan van het onvoorwaardelijke deel van voormelde gevangenisstraf heeft klager zich in de hierop volgende proeftijdschuldig gemaakt aan het delict waarvoor hij thans in detentie verblijft. Wat er ook zij van klagers versie van het gebeurde, een feit is in ieder geval dat het delict niet alleen leidde tot een gevangenisstraf van dertig maandenmet aftrek, maar tevens tot de tenuitvoerlegging van het aanvankelijk voorwaardelijke deel van de op 21 januari 2002 opgelegde gevangenisstraf.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden, kort gezegd snelle recidive, een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de inrichting, een afwijzing vanklagers verlofaanvraag rechtvaardigen. De afwijzende beslissing kan, gelet op deze motivering, worden gebaseerd op artikel 4, onder b en i, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting van 24 december 1998, nr.733726/98/DJI. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 10 juli 2003

secretaris voorzitter

Naar boven