Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2346/GA, 13 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:13-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2346/GA

betreft: [klager]            datum: 13 februari 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.L.C. Schoolderman, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 juli 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 november 2017, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. F.L.C. Schoolderman, en […], vestigingsdirecteur bij de p.i. Grave. In verband met een overplaatsing van klager naar de bpg-afdeling van de p.i. Vught, was het niet mogelijk klager over te brengen naar de zittingszaal. Klager heeft bij monde van zijn raadsvrouw medegedeeld dat hij akkoord is met de voortzetting van de zitting zonder zijn aanwezigheid.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft een disciplinaire straf d.d. 27 januari 2017 van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens opruiend en beledigend gedrag richting het personeel.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager meent dat zijn gedrag ten onrechte als opruiend en beledigend is aangemerkt. Aan de beslissing kleven motiveringsgebreken. De opgelegde disciplinaire straf is buiten proportie. De p.i.w.-er met wie klager een discussie had, is niet geliefd bij medegedetineerden. Zij vonden dat klager in zijn recht stond. Klager heeft enkel handtekeningen verzameld voor een brief aan de directeur over de betreffende p.i.w.-er. De p.i.w.-er heeft klager achter de deur gezet. Uit het bijgevoegde verslag blijkt echter niet dat klager opruiend gedrag heeft vertoond. Klager heeft zijn medegedetineerden niet aangezet tot orde verstorend of anderszins ongewenst gedrag. Bovendien valt uit het verslag niet af te leiden op welke wijze klager zich beledigend zou hebben uitgelaten. Klager verwijst naar jurisprudentie van de beroepscommissie waaruit naar voren komt dat het verzamelen van handtekeningen niet als opruiing wordt aangemerkt, omdat de gedetineerden enkel werd verzocht beklag in te stellen. De directeur heeft zich enkel gebaseerd op het verslag van de p.i.w.-er, dat op meerdere vlakken onvoldoende is onderbouwd. Zo wordt ingegaan op welke wijze de medegedetineerden weerstand bieden aan het verzoek van klager om een handtekening of op welke wijze klager zijn medegedetineerden zou opruien. Door enkel uit te gaan van het verslag van de p.i.w.-er ontstaat een één-op-één situatie, hetgeen neigt naar machtsmisbruik. 

De directeur komt in beroep met een nieuwe versie van het verhaal. Hierover kan geen weerwoord worden gegeven omdat klager de zitting van de beroepscommissie niet kan bijwonen. Klager meent primair dat hij geen beledigende uitlatingen heeft gedaan. Er was geen sprake van opruiend gedrag. De grondslag voor de opgelegde disciplinaire straf is het verslag. Subsidiair meent de raadsman van klager dat klager alsnog in de gelegenheid moet worden gesteld te reageren op het door de directeur in beroep geschetste feitenrelaas.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager had conflicten met medegedetineerden en het personeel. Hij had inmiddels op alle afdelingen van de inrichting verbleven. Klager kreeg een laatste kans. Uit het verslag komt naar voren dat klager opruiend gedrag vertoonde, hij bleef maar schelden tegen alles. Het ontoelaatbare van zijn gedrag is niet het feit dat hij handtekeningen verzamelde, maar zijn opruiende gedrag en het beledigen van het personeel. Klager noemde tijdens het horen het personeel ‘klerelijers’. De directeur heeft klager gehoord en was niet aanwezig tijdens het voorval. Het personeel werd geconfronteerd met het gedrag van klager. Hij kan heel boos reageren.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het namens klager ter zitting van de beroepscommissie gedane verzoek klager alsnog te laten reageren op de ter zitting van de beroepscommissie door de directeur gegeven toelichting af.

Op grond van artikel 51, eerste lid, aanhef en onder a jo. artikel 50, eerste lid van de Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel opleggen, indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd vanwege opruiend en beledigend gedrag. De grondslag voor de disciplinaire straf betreft een op 27 januari 2017 opgemaakt verslag van een p.i.w.-er. De beroepscommissie is van oordeel dat in dit verslag geen laakbaar gedrag wordt beschreven, zodanig dat dit tot de conclusie zou moeten leiden dat sprake is van opruiend of beledigend gedrag, dan wel van andere feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting of met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

Ter zitting van de beroepscommissie heeft de directeur zijn stellingen hieromtrent toegelicht met onder meer voorbeelden, die niet zijn opgenomen in een schriftelijk verslag. Dit kan dan ook niet ten grondslag worden gelegd aan de strafoplegging.

Gelet hierop kan de beslissing van de directeur wegens een motiveringsgebrek niet in stand blijven. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager en stelt deze vast op € 22,50.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 22,50.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. drs. J.P. Meesters en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 13 februari 2018

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven