Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2082/GA, 13 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:13-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2082/GA

betreft: [klager]            datum: 13 februari 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 26 juni 2017 van de beklagcommissie bij voormelde p.i. (VU 2017/290), gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 november 2017, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en […], jurist bij de p.i. Vught. Op 30 november 2017 is een nadere toelichting van de directeur ontvangen. Een kopie hiervan is aan klager gezonden.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens een positieve score op methadon.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Aan klager is reeds op 20 januari 2017 rapport aangezegd in verband met een positieve urinecontrole op methadon. In afwachting van de uitslag van het herhalingsonderzoek had klager de financiën kunnen regelen voor een bevestigingsonderzoek. Klager heeft hiermee gewacht tot het moment van de rapportafhandeling op 30 januari 2017. Dat het vervolgens langer dan de toegezegde 24 uur heeft geduurd voordat klager het benodigde geld op zijn rekening had staan, is geheel aan hemzelf te wijten. Klager is zelf verantwoordelijk om het geld tijdig te regelen. Klager heeft ruime detentie-ervaring en is zeer goed bekend met de procedures van de urinecontroles.

De kosten van het bevestigingsonderzoek bedragen € 75,=. Dit bedrag stond ten tijde van de afhandeling van het rapport niet op de rekening van klager. De directeur kan geen verklaring geven voor het feit dat het bij de stukken gevoegde overzicht van klagers rekening courant uitgaat van een saldo van € 78,27 op 31 januari 2017.

Uit het weekjournaal komt naar voren dat op 20 januari 2017 al is gesproken over een bevestigingsonderzoek. Klager had anderhalve week de tijd om voldoende geld op zijn rekening te krijgen. Tevens blijkt dat klagers zus zich op 21 januari 2017 nog wilde bedenken of zij wel zoveel geld ging overmaken voor een bevestigingsonderzoek.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klagers zus heeft direct € 75,= overgemaakt naar klagers rekening, maar dit bedrag is door de inrichtingswinkel er af gehaald.

 

3.         De beoordeling

Blijkens artikel 7, derde lid, Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen dient de gedetineerde binnen 24 uur na kennisneming van de uitslag van het herhalingsonderzoek schriftelijk een verzoek voor een bevestigingsonderzoek in bij de directeur. Niet is bepaald dat ook de betaling van het bevestigingsonderzoek binnen die tijdspanne moet zijn verricht. Niet is weersproken dat klager na de uitslag van het herhalingsonderzoek op 30 januari 2017 tijdig en op de juiste wijze om een bevestigingsonderzoek heeft verzocht. Blijkens het weekjournaal kondigt klager op 30 januari 2017 aan dat hij zijn zus zou bellen om geld over te maken voor het bevestigingsonderzoek. De beroepscommissie overweegt dat op grond van de omstandigheid dat dit bedrag niet binnen 24 uur op klagers rekening courant was bijgeschreven, niet de conclusie kan worden getrokken dat klager zou willen afzien van de mogelijkheid van een bevestigingsonderzoek. Bovendien kan op grond van het overgelegde overzicht van klagers rekening-courant worden geconcludeerd dat op 31 januari 2017 sprake was van een saldo van € 78,27, terwijl een bedrag van € 75,= voldoende is voor de bekostiging van een bevestigingsonderzoek. De directeur heeft hiervoor geen verklaring kunnen geven. Het beroep van de directeur zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. drs. J.P. Meesters en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 13 februari 2018

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven