nummer: 17/1482/JA-einduitspraak
betreft: [klager] datum: 14 februari 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hunnerberg te Nijmegen, gericht tegen een uitspraak van 26 april 2017 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van […], geboren op [ 1993], verder te noemen klager, voor zover daarbij een tegemoetkoming aan klager is toegekend, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 31 augustus 2017, gehouden in de rechtbank te Utrecht, zijn […], directeur van j.j.i. De Hunnerberg, en klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. N. Hendriksen.
Bij uitspraak van 4 september 2017 heeft de beroepscommissie bij tussenuitspraak de behandeling van de zaak aangehouden, 17/1482/JA-tussenuitspraak, die aan deze uitspraak wordt gehecht en waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.
Op 11 september 2017, 29 november 2017, 12 januari 2018 en 25 januari 2018 zijn nadere schriftelijke reacties van de directeur ontvangen.
De raadsman heeft op 4 december 2017 schriftelijk gereageerd.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De aanvullende standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is het volgende nog aangevoerd.
De directeur heeft de door klager geleverde kopieën van bankafschriften bestudeerd. Van de negen als bewijs opgevoerde bankafschriften beschrijven slechts twee het kledingstuk waar het om gaat. Op het bankafschrift van 18 april 2016 staat in de omschrijving een Ralph Lauren polo shirt. Echter op de uitvoerbon van klager staat nergens een poloshirt van dit merk vermeld. Tevens is er bij de Wehkamp en Groupon inkopen gedaan. Hier zou de directeur graag een kopie van het aankoopbewijs willen ontvangen. Om tot een schikking te komen, is een kopie nodig van de originele bonnen van de aangeschafte kledingstukken. Tot tweemaal toe is een mail naar klagers advocaat gestuurd met de vraag om aankoopbonnen van de zoekgeraakte kleding te overhandigen, waarop geen antwoord is ontvangen. Het duurde bijna drie maanden voordat de raadsman reageerde op de vraag om meer gespecifieerde informatie c.q. bonnen te overhandigen. De vraag is gesteld omdat bij de ter beklagzitting aangeboden kassabonnen ook een bon was gevoegd die niet de aankoop van een zoekgeraakt kledingstuk betrof. Van de overige bonnen is het volstrekt onduidelijk over welke aankopen deze gaan. Voorts is getracht om klager te spreken maar de keren dat de plaatsvervangend directeur in j.j.i. Den Hey-Acker was, was klager met verlof. De hoogte van de door klager geleden schade kan niet eenvoudig worden vastgesteld. Gepersisteerd wordt bij de eerder aan klager aangeboden schadevergoeding van € 150,=. Hierop is nog geen reactie van klager of zijn raadsman ontvangen.
De motivatie om in beroep te gaan was juist bedoeld om onafhankelijk vast te laten stellen wat nu de schadevergoeding zou moeten zijn. Met de gedachte dat het beroep nu meer op een soort koehandel lijkt waarbij het ongemak voor klager geen recht wordt gedaan accepteert de directeur het onderdeel van de uitspraak van de beklagcommissie waarbij gesteld wordt dat hiervoor € 75,= dient te worden overgemaakt.
Namens klager is daarop als volgt gereageerd.
Klager en zijn raadsman zijn niet in het bezit van meer aankoopbonnen.
2. De beoordeling
De beklagcommissie heeft een tegemoetkoming van € 75,= toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de vermissing van klagers kledingstukken. De directeur heeft beroep ingesteld tegen de toegekende tegemoetkoming omdat hij zich afvraagt wat het ondervonden ongemak is naast de schadevergoeding die nog overeengekomen moet worden met klager.
De beroepscommissie stelt voorop dat de tegemoetkoming bedoeld is voor door klager ondervonden ongemak, dat in dit geval ontstaan is door de vermissing van de kledingstukken. Voor de vergoeding van geleden schade staan andere wegen open, zoals een verzoek aan de directeur of een civiele vordering. Indien bij gegrond verklaarde klachten over vermissing en/of beschadiging van voorwerpen die aan een gedetineerde toebehoren de hoogte van de schade op eenvoudige wijze vastgesteld kan worden, ligt het voor de hand om – op verzoek van klager –, de schade mee te wegen bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming. In dit geval heeft de directeur na de tussenuitspraak in de onderhavige zaak van 4 september 2017 overleg gevoerd met klagers raadsman en zijn negen bankafschriften aan de directeur verstrekt. De directeur heeft vervolgens geconstateerd dat slechts twee bankafschriften een kledingstuk beschrijven, klager geen concreet schadebedrag kan aangeven en geen daadwerkelijke gegevens heeft verstrekt over de aankoopwaarde en de ouderdom van de kledingstukken, waardoor de hoogte van de door klager geleden schade niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld. De directeur heeft vervolgens aangegeven bij het eerder aan klager aangeboden schadebedrag van
€ 150,= te blijven. Door klager is eerder aangegeven dat hij deze schadevergoeding niet aanvaart.
In het schrijven van de directeur van 25 januari 2018 lijkt de directeur afstand te nemen van de bij het instellen van het beroep aangevoerde grond: de hoogte van de aan klager toe te kennen tegemoetkoming. In plaats daarvan zou de beroepscommissie nu vast dienen te stellen wat de hoogte van een eventuele aan klager toe te kennen schadevergoeding zou dienen zijn.
De beroepscommissie is echter van oordeel dat de omvang van de schade, gelet op het bovenstaande, niet eenvoudig vast te stellen is. De beroepscommissie zal om die reden geen schadevergoedingsaspecten meenemen in de hoogte van de tegemoetkoming.
Zij zal, nu zij van oordeel is dat in dit geval een tegemoetkoming van € 75,= passend is in verband met het door klager ondervonden ongemak, het beroep van de directeur ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen, met aanvulling van de gronden.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op
14 februari 2018.
secretaris voorzitter