Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0234/GB, 27 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:27-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/234/GB

Betreft:            [klager]            datum: 27 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wezepoel, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 januari 207 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sedert 6 april 2016 gedetineerd. Hij verblijft in de p.i. Groot Alphen te Alphen aan den Rijn.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.

De bestreden beslissing is onvoldoende gemotiveerd. Er is geen sprake van een zorgvuldige belangenafweging of deze kenbare belangenafweging ontbreekt. Gelet op het goede gedrag van klager in de inrichting en de zwaarwegende positieve adviezen van de reclassering en de p.i. is de afwijzing niet zonder meer redelijk en billijk. Het vorenstaande had volgens klager zwaarder moeten wegen dan het gestelde gedrag van klager voorafgaand aan de detentie waarnaar de politie en het openbaar ministerie gemakshalve teruggrijpen. Klagers stelt dat, gelet op zijn naderende einddatum, zijn belang en dat van zijn bedrijf zouden moeten te prevaleren boven de mogelijke risico’s die vrijheden met zich mee zouden kunnen brengen. Niet is gebleken dat eventuele risico’s niet zouden kunnen worden ondervangen door bijzondere voorwaarden te verbinden aan de vrijheden. Een extra  bijzondere voorwaarde zou kunnen zijn dat klager moet meewerken aan behandeling bij De Waag. Via elektronisch toezicht kan bovendien tijdig overtreding van een verbod op slachtoffercontact (of een straat/locatiegebod) gesignaleerd worden. Dit is haalbaar zo blijkt uit het deeladvies van de reclassering. Daarbij komt dat klager na het vermeende incident nog geruime tijd buiten heeft gelopen en toen geen slachtofferconfrontatie heeft plaatsgevonden. Klager voert aan dat na de aangifte geen maatschappelijke onrust is ontstaan. Het gestelde risico van maatschappelijke onrust is volgens hem op geen enkele wijze is onderbouwd. Een contact- of straatverbod is ook niet door het slachtoffers verzocht. De onschuldpresumptie geldt nog steeds, terwijl klager inmiddels op basis van zijn gedrag in aanmerking komt voor detentiefasering. Klager wijs er op dat de reclassering het recidiverisico inschat als laag tot gemiddeld. Daarbij wordt opgemerkt dat regimair verlof in het weekend plaatsvindt en klager zelf heeft verzocht om een verlof in het weekend van de kerstvakantie. Ten aanzien van het politieadvies wordt opgemerkt dat het verlofadres qua afstand aanvaardbaar is nu dat meer dan 5 kilometer van het adres van het slachtoffer is gelegen. In theorie zou klager het slachtoffer kunnen tegenkomen in het centrum van Gouda, maar anders dat de politie meent is deze kans niet “gewoon groot”. Voorts is van belang dat klager na zijn detentie weer zal terugkeren naar hetzelfde adres, waarvan het slachtoffer weet waar dat is. Inhoudelijk wordt verwezen naar jurisprudentie. Voorts is aangevoerd dat in beroep niet een geheel nieuwe weigeringsgrond aangevoerd kan worden tegen de afwijzende beslissing. Bovendien ligt er wel een p.p.-advies, maar ontbreekt slechts een werkgeversonderzoek en de 26-uurs invulling. Dit vormt volgens klager niet zonder meer een weigeringsgrond.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.

Er blijkt door de reclassering geen p.p.-advies te zijn uitgebracht. Klager is hierop gewezen door de casemanager, maar klager heeft hierop gereageerd met de mededeling dat hij zijn faseringsverzoek wil voortzetten. Alleen vanwege het ontbreken van voornoemd advies had klagers faseringsverzoek afgewezen moeten worden. Voorts wordt opgemerkt dat ongewenst slachtofferconfrontatie benoemd is door zowel de politie als ook het openbaar ministerie. Gelet op het reclasseringsadvies is het slachtoffer woonachting binnen een straal van 5 kilometer van het verlofadres van klager. Om deze reden zou slechts een straatverbod mogelijk zijn. Gelet op de regionale functie van Gouda en het feit dat het verlofadres in het centrum van Gouda ligt, is slachtofferconfrontatie niet uit te sluiten. De Staatssecretaris blijft tevens beslissingsbevoegd bij verlofaanvragen van klager.

 

4.         De beoordeling

4.1.      In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2.      In het selectieadvies van 13 januari 2017 van de p.i. Groot Alphen is positief geadviseerd ten aanzien van fasering, mits klager meewerkt aan behandeling bij De Waag zoals voorgesteld door de reclassering. Als klager een aantal behandelingen heeft ondergaan, kan hij fasering aanvragen. De conclusie is dat klager op dit moment geen goede kandidaat is voor het faseringstraject, gezien de adviezen van het openbaar ministerie en van de politie en het feit dat klager het re integratieplan (nog) niet volgt. De beroepscommissie is van oordeel dat klager ook vanuit de p.i. kan werken aan de re-integratie en daarop vooruitlopend niet nu alvast in een z.b.b.i. geplaatst hoeft te worden. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. 

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 27 februari 2017.

 

 

                         

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven