Nummer: 03/924/GB
Betreft: [klager] datum: 3 juli 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 22 april 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], geboren op [1954], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 10 april 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis Zutphen afgewezen.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 11 april 1999 gedetineerd. Na een verblijf in verschillende inrichtingen is hij op 3 januari 2003 geplaatst in de gevangenis Nieuw Vosseveld te Vught, een inrichting met een regime van algehele gemeenschap.
2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 12 maart 2002. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 8 december 2005.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot plaatsing overplaatsing als volgt toegelicht.
Klagers familie woont in Zutphen en omgeving en heeft gelet op de reistijd van Zutphen naar Vught weinig tijd om op bezoek te komen. Klager krijgt slechts via zijn familie informatie over zijn kinderen in Turkije.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft geen overwegende argumenten aangegeven in zijn verzoek tot overplaatsing. Klager blijkt wel bezoek te krijgen van zijn relaties en bovendien kunnen bezoekproblemen inherent zijn aan een detentiesituatie. Klager kan ookschriftelijk worden geïnformeerd over zijn kinderen in Turkije.
4. De beoordeling
4.1. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt. Hetgeen over de bezoekmogelijkheden is aangevoerd, is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.S. Holthuis, secretaris, op 3 juli 2003
secretaris voorzitter