Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0728/GA, 14 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:14-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 03/728/GA

betreft: [klager] datum: 14 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 25 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.M.Seebregts, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 18 maart 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuid te Den Haag,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. I. Saey.
De directeur van de locatie Zuid is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing van de directeur klager bijstand van zijn raadsvrouw in de beklagprocedure te ontzeggen.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik was op de werkzaal toen een penitentiair inrichtingswerker naar me toe kwam om te melden dat de beklagzitting niet doorging. Na een uur werd ik opgehaald en moest ik mee naar de zittingzaal. De directeur was daar en de voorzittervan de beklagcommissie. Er werd mij verteld dat de raadsvrouw niet kon komen, omdat haar de toegang tot de inrichting was geweigerd. Iedereen deed heel laconiek en er werden grappen gemaakt. Iedereen wist meer dan ik. Omdat ik mijnadvocaat niet heb kunnen spreken heb ik in grote onzekerheid gezeten en bijvoorbeeld niet kunnen overleggen over mijn uitleveringszaak, die ook nog speelt.

Namens klager is hier nog het volgende aan toegevoegd.
Het belang van klager is dat de afhandeling van zijn klacht vertraging heeft opgelopen. De klachtzaak is een week later in de aanwezigheid van een andere advocaat behandeld. Mij is de toegang tot mijn cliënt ontzegd. Er is veel telicht naar dit zware middel gegrepen. Er is daarom een brief naar de Deken van de Orde van advocaten gestuurd. De gebeurtenissen waren als volgt. Bij binnenkomst in de inrichting heb ik mijn mobiele telefoon in een kluisje gedaan.Mijn tas ging door de scanner en de medewerkster vroeg of er nog iets in mijn tas zat. Mijn camera van de vakantie zat nog in mijn tas en een rolmaat omdat ik midden in een verhuizing zit. Ik heb mijn tas geopend aan de medewerksterlaten zien en dat was in orde. Achteraf realiseer ik me dat ze waarschijnlijk niet heeft gezien dat het een camera betrof. Bij het tweede controlepunt werd ik tegengehouden omdat ik geen dagpas had en er een camera in mijn tas zat.Die dagpas had ik helemaal niet gekregen. Ik moest terug naar de ingang een dagpas halen en mijn camera inleveren, dan kon ik weer verder. Ik kwam via een andere kant weer bij de ingang terecht en legde mijn spullen op de band. Erstonden nog zo’n vijf mensen te wachten. De medewerkster was bezig een bezoeker in te schrijven. Ik heb gewacht tot ze daar mee klaar was. Toen ze aanstalte maakte om de overige vier bezoekers ook in te gaan schrijven, heb ikgevraagd of ze mij tussendoor kon helpen want de beklagzitting was inmiddels begonnen. Ik kreeg te horen dat ik maar op mijn beurt moest wachten. Hierop ontstond een discussie waarbij de irritatie over en weer steeds meer opliep.Opeens zei de medewerkster tegen haar collega „ze gaat eruit“. Ze wilde op mijn verzoek de directeur niet bellen, dat moest ik zelf maar doen. Ik mocht nog wel mijn mobiele telefoon uit het kluisje halen, maar daarvan was debatterij leeg. Met de telefoon van een toevallig passerende collega-advocaat heb ik naar kantoor gebeld. Ik heb zeker 45 minuten bij de ingang staan wachten, maar er gebeurde niets. Uiteindelijk heb ik vanuit een snackbar in debuurt van de inrichting contact gekregen met de directeur. Die vertelde mij dat het niet zo was dat ik helemaal niet meer de inrichting in kon komen, maar dat ik wat onbeschoft was geweest en voor deze keer niet de inrichting inmocht komen.

De unit-directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep schriftelijk als volgt toegelicht.
De advocaat wenste zich niet te houden aan de aanwijzingen van het personeel en heeft één van hen uitgemaakt voor leugenaar. Zij stelt haar belang boven dat van bezoekers van gedetineerden die op dat moment bij de portier geholpenwerden. Op het moment dat de zaken onaangenaam werden heb ik een rapport laten opmaken door de portier en is de advocaat de toegang geweigerd. Op dat moment zat ik op mijn kamer met klager en de beklagcommissie, die ik direct op dehoogte heb gesteld van de situatie. De beklagcommissie heeft in overleg met klager besloten de behandeling van de klachtzaak een week aan te houden. Het bezoek van de advocaat was bedoeld voor het verlenen van bijstand tijdens debeklagzitting, niet voor ander overleg. De advocaat was in het bezit van contrabande, namelijk een fotocamera. Wij waren bereid haar alsnog toegang tot de inrichting te verlenen, maar haar gedrag bij de portier was denigrerend enweinig coöperatief. Het is zeer uitzonderlijk dat naar de maatregel van ontzegging van de toegang wordt gegrepen. De maatregel is in dit specifieke geval van tijdelijke aard geweest.

3. De beoordeling
Met de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot ontzegging van de toegang primair is gericht tegen de raadsvrouw en derhalve is deze beslissing niet vatbaar voor beklag. Nu echter klager (hierdoor)bijstand van zijn raadsvrouw in de beklagprocedure is ontzegd, zal de beroepscommissie dat onderdeel van het beklag inhoudelijk beoordelen.
Gelet op hetgeen uit de stukken en ter zitting naar voren is gekomen stelt de beroepscommissie vast dat het onderzoek ter zitting van de beklagcommissie in overleg met klager met een week is aangehouden. Nu gelet hierop de belangenvan klager niet wezenlijk zijn geschaad, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. drs. A. Rook, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 14 juli 2003

secretaris voorzitter

Naar boven