nummer: 16/3609/JA
betreft: [klager] datum: 23 december 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[…], geboren op [ 1998], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 20 september 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de Justitiële Jeugdinrichting (j.j.i.) Het Keerpunt te Cadier en Keer, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 13 december 2016, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, is het beroep behandeld. Klager heeft afstand van horen gedaan.
De directeur van de j.j.i. is zonder bericht niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
-
De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het ‘alleen draaien’ op de individuele trajectafdeling (ITA) Buizerd (J2016/123).
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
-
De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In de wet staat duidelijk dat een groep op de ITA uit tenminste twee jeugdigen moet bestaan.
De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.
-
De beoordeling
Ingevolge artikel 22 Bjj is in beginsel verblijf in de groep en deelname aan gemeenschappelijke activiteiten gedurende tenminste acht en een half uur per dag het uitgangspunt.
Een groep bestaat volgens artikel 1, aanhef en onder v, Bjj uit drie of meer jeugdigen.
Krachtens artikel 22c Bjj kan een jeugdige die extra individuele begeleiding behoeft of vanwege een persoonlijkheidsstoornis extra individuele begeleiding behoeft op een ITA worden geplaatst. Op de ITA hebben jeugdigen gedurende ten minste zes uren per dag door de week en ten minste vier uren in het weekeinde gemeenschappelijke activiteiten. Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat een jeugdige op een ITA, in afwijking van artikel 1, onder v, in een groep van tenminste twee personen verblijft.
Uitzonderingen op de hoofdregel van verblijf in de groep en deelname aan gemeenschappelijke activiteiten zijn mogelijk op grond van de artikelen 23 tot en met 27 Bjj.
Klager heeft er zich in zijn klaagschrift van 2 september 2016 over beklaagd dat hij sinds 1 september 2016 in strijd met de wet ‘alleen draait’ op de ITA ondanks dat hij geen sanctie heeft, omdat twee jongens van zijn groep in een inkomstenprogramma zitten en een derde jongen vanwege een incident ‘twee op een’ heeft.
De beklagrechter is van oordeel dat met een verblijf van een jeugdige met enkel een groepsleider, dus twee personen, is voldaan aan het wettelijk vereiste van artikel 22c, vierde lid, Bjj en heeft het beklag kennelijk ongegrond verklaard.
De beroepscommissie kan dit oordeel niet volgen, nu uit de bovengenoemde wettelijke bepalingen volgt dat jeugdigen op een reguliere afdeling in een groep van tenminste drie jeugdigen verblijven en jeugdigen op de ITA in een groep van tenminste twee jeugdigen, alsmede dat zij deelnemen aan gemeenschappelijke activiteiten.
De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie daarom vernietigen en het beklag opnieuw – ten gronde – beoordelen.
Nu het beklag zonder mondelinge behandeling is afgedaan, klager en de directeur niet ter zitting van de beroepscommissie zijn verschenen en de directeur evenmin schriftelijk op het beroep van klager heeft gereageerd, zal de beroepscommissie uitgaan van de niet weersproken verklaringen van klager in zijn klaagschrift. Daaruit komt naar voren dat ten aanzien van klager geen beslissing tot uitsluiting van verblijf in de groep en deelname aan gemeenschappelijke activiteiten is genomen. Wel waren twee jongens van zijn groep vanwege een inkomstenprogramma en een derde jongen vanwege een incident via een ‘twee op een’-beslissing uitgesloten van verblijf in de groep en deelname aan gemeenschappelijke activiteiten, waardoor klager - zonder dat hij daar zelf enig aandeel in had - vanaf 1 september 2016 alleen op de groep verbleef en aan activiteiten heeft deelgenomen en geen contact met de jongens van zijn groep heeft kunnen onderhouden. Hoewel dit niet het gevolg is van een jegens klager genomen beslissing, maar mogelijk het gevolg van een ongelukkige samenloop van omstandigheden is geweest, is dit in strijd met het uitgangspunt van de wetgever. Niet is gesteld of gebleken dat de directeur dit niet heeft kunnen voorkomen door bijvoorbeeld klager en de twee jongens die in een inkomstenprogramma zaten met elkaar enige activiteiten te laten hebben, zoals ontbijten en/of sporten.
Het beklag zal daarom gegrond worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van een en ander niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 10,= per dag. Nu uit de stukken niet meer valt op te maken dan dat klager op 1 en 2 september 2016 geheel individueel heeft moeten draaien, wordt de tegemoetkoming bepaald op € 20,= in totaal.
-
De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter. Zij verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ten laste van de directeur een tegemoetkoming toekomt van in totaal € 20,= .
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, mr. R. van de Water en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 23 december 2016.
secretaris voorzitter
Versie informatie document
Publicatie op Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming:
Huidige versie: 1
Datum beschikbaarheid huidige versie: 23-02-2018 (vanaf dit moment beschikbaar op Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming)
Datum document:
Uitspraakdatum: 23-12-2016