Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2729/GA, 22 december 2017, beroep
Uitspraakdatum:22-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2729/GA

betreft: [klager]            datum: 22 december 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Olthoff , namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 14 augustus 2017 van de directeur van het justitieel complex Zaanstad  (JCZ)

alsmede van de overige stukken

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 oktober 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Rotterdam locatie de Schie, is klagers raadsman mr. M. Olthoff gehoord. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De directeur van het JCZ heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 14 augustus 2017, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder te noemen a-dwangbehandeling) voor de duur van 6 weken.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep zijn standpunt als volgt toegelicht. Klagers raadsman meent dat de noodzaak ontbreekt, dan wel dat die onvoldoende gemotiveerd is. Na een eerdere behandeling (b-dwangbehandeling) was sprake van een duidelijk verbeterde situatie. Niet blijkt dat de directeur na de verbeterde situatie van cliënt de psychiaters heeft geconsulteerd of deze 2e beslissing wel noodzakelijk is. Daarom had een nieuwe psychiatrische beoordeling moeten plaatsvinden alvorens over te gaan naar de beslissing a-dwangbehandeling. De beslissing voor de a-dwangbehandeling is gebaseerd op rapporten die achterhaald zijn. Er blijkt niet, althans onvoldoende van gevaar in de zin van de wet. De raadsman verwijst daarbij naar de uitspraak RSJ 20 juni 2016, 16/1331/GA, waarin de maatschappelijke teloorgang (het leiden van een zwervend bestaan en het opnieuw plegen van diefstallen) besproken wordt en naar de uitspraak RSJ 16 december 2016, 16/3197/GA, waarin op het gevaar voor anderen wordt ingegaan. Bovendien is het onafhankelijke rapport onzorgvuldig opgesteld, nu het in het Engels is geschreven en klager die taal hooguit redelijk spreekt.

De directeur heeft in beroep zijn standpunt als volgt toegelicht. De directeur heeft op 9 augustus 2017 het besluit tot a-dwangbehandeling genomen vanwege een psychotische stoornis bij klager met hallucinatoir gedrag.  Daarna zijn alle vereisten en termijnen in acht genomen. Ondertussen onderging klager op 9 augustus 2017 eenmalig een b-dwangbehandeling, vanwege een dreiging acuut gevaar. Na toediening was het acute gevaar afgewend. Desondanks was de a-dwangbehandeling nog steeds noodzakelijk vanwege een gevaar dat voortkwam uit de stoornis. Dit gevaar bestond uit de maatschappelijke teloorgang en gevaar voor anderen. Klager is sinds december 2016 namelijk tien keer gedetineerd in een PPC en GW. Hij zit in een vicieuze cirkel. Daarnaast geeft hij vanuit zijn psychotische belevingen en bijpassende achterdocht te kennen dat hij met anderen wil vechten. Bovendien wil klager niet van de afzonderingscel af en heeft hij geen ziektebesef of – inzicht en weigert hij zijn medicatie.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie heeft de aanwezigheid ter zitting van zowel klager als de directeur gemist. Op grond van artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw vindt als uiterste middel geneeskundige behandeling plaats, voor zover aannemelijk is dat zonder die geneeskundige behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de gedetineerde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen (a-dwangbehandeling).

De directeur heeft de beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling gebaseerd op verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken is, maar klager kort tevoren heeft onderzocht.

Uit het uittreksel van het behandelplan en de verklaring van de onafhankelijke psychiater komt het volgende naar voren. Klager komt uit Slowakije en kwam naar Nederland om drugs te kunnen gebruiken. Hij is dak- en thuisloos, leeft op straat en houdt zichzelf in leven door voedsel te stelen. Op een opname naar aanleiding van een alcoholintoxicatie na, is sprake van een blanco psychiatrische voorgeschiedenis. Wel is van middelenmisbruik sprake. Klager is sinds december 2016 zes keer gedetineerd geweest en zit voor de vierde keer sinds februari 2017 in het PPC. In februari was sprake van een psychotisch beeld. Klager weigerde medicatie. Anderhalve dag later liep zijn detentie af. Klager verviel vervolgens in hetzelfde gedrag en raakte kort daarna opnieuw gedetineerd. Hij werd vanwege een psychose overgeplaatst naar het PPC. Klager bleef psychotisch en weigerde medicatie. Er werd een beoordeling voor een IBS verricht, maar die werd niet afgegeven vanwege het ontbreken van een acuut gevaar. Wel was het advies een RM-beoordeling te laten maken.

Uiteindelijk werd bij klager een psychotische stoornis gediagnosticeerd. De onafhankelijke psychiater stelt dat er sprake is van een psychotisch toestandsbeeld en beschrijft tegenstellingen in haar onderzoek. Zo is beschreven dat betrokkene in de iso wenst te blijven, omdat het rustiger voor hem is en hij minder prikkels en angst krijgt; hij voelt zich veiliger in de iso. Ook is beschreven dat betrokkene spontaan niets zegt; veelal zegt hij het niet te weten. Betrokkene kan vragen niet beantwoorden en spreekt soms in zijn eigen taal. Betrokkene geeft niet duidelijk antwoord als naar hallucinaties wordt gevraagd. Hij zegt zich goed te voelen; hij imponeert echter eerder somber en vlak. De daarbij horende psychotische symptomen namen toe na verloop van tijd. Er was sprake van hallucinatoir gedrag en klager uitte suïcidaal gedrag. Samengevat is er sprake van een psychotisch toestandsbeeld met gevaar voor agressie en vooral het gevaar dat betrokkene agressie van anderen naar zichzelf uitlokt.

De beroepscommissie is desondanks van oordeel dat de gegeven beschrijving van klagers toestandsbeeld onvoldoende inzicht biedt in de diagnose en de mate van gevaar. Tevens is onvoldoende aannemelijk dat klager vanuit die stoornis gevaar als bedoeld in artikel 46a van de Pbw veroorzaakt en dat, zonder geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. De beslissing van de directeur om bij klager dwangbehandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen moet dan ook als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.

Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd.

Nu de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing niet meer ongedaan zijn te maken – aan klager is zes weken dwangmedicatie toegediend – komt klager in aanmerking voor een tegemoetkoming. De beroepscommissie stelt deze, gelet op de duur vast op € 25,=.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de beslissing van de directeur. De beroepscommissie bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van € 25,= toekomt.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van

mr. A.G. Dekker, secretaris, op 22 december 2017

 

 

 

                                                                                              

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven