Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1052/GA, 5 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1052/GA

betreft: [klager]            datum: 5 februari 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 maart 2017 genomen beslissing van de directeur van het Justitieel Complex Zaanstad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 mei 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.N. de Bruijn, en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het Justitieel Complex Zaanstad.

Op 8 mei 2017 is van klager een schrijven ontvangen. De inhoud hiervan is ter zitting aan zijn raadsvrouw en de directeur voorgehouden. Op 17 mei 2017 heeft de directeur nadere inlichtingen en klagers behandelplan verstrekt. Een kopie hiervan is aan klager en zijn raadsvrouw verzonden. Op 23 mei 2017 is van de raadsvrouw een reactie ontvangen. Een kopie hiervan is aan de directeur verzonden.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 29 maart 2017, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is het standpunt in beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht. Klager voelt zich op dit moment redelijk tot goed. Hij bevindt zich meer buiten zijn verblijfsruimte. Klager vindt dat hij ook zonder medicatie goed functioneert. Hij wordt onrustig en moe van de medicatie. Hij voelde zich vanaf januari 2017 minder goed als gevolg van veranderingen in het dagprogramma. Hij kan niet tegen veranderingen. Er is geen sprake van gevaar. Klager heeft zich verbaal agressief uitgelaten, maar uit de stukken blijkt niet wat de frequentie, de wijze, de aard, intensiteit dan wel exacte context is geweest waarbinnen hij de uitlatingen heeft gedaan. Hij dacht niet na ten tijde van de uitlatingen. Hij heeft een keer met een stoel gegooid. De beslissing is gebaseerd op vermoedens en gissingen. Zo blijkt uit de stukken niet dat klager lijdt aan een stoornis. Er is slechts vermeld dat er een vermoeden is dat hij lijdt aan een psychotische stoornis NAO. In de bestreden beslissing staat dat de vermeende spanning mogelijk zal afnemen met medicatie. Klager geeft ter zitting aan geen bezwaar te hebben tegen het verstrekken van zijn behandelplan aan de beroepscommissie door de directeur. 

De directeur heeft zijn standpunt in beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht. De onafhankelijk psychiater en de behandelend psychiater zijn beiden werkzaam bij het Justitieel Complex Zaanstad, maar niet op dezelfde afdeling. De onafhankelijk psychiater is niet betrokken bij de behandeling van gedetineerden die verblijven op een andere afdeling en dus ook niet bij de behandeling van klager. Er is voordat de onafhankelijk psychiater advies uitbracht geen behandelinformatie gedeeld. De onafhankelijk psychiater heeft in het advies verklaard langer dan een jaar niet bij klagers behandeling betrokken te zijn geweest. Er bestaat al langere tijd een vermoeden dat klager lijdt aan een psychotische stoornis NAO. De directeur geeft ter zitting aan dat het moeilijk blijft met zekerheid te zeggen dat klager lijdt aan deze stoornis. Voorts geeft hij desgevraagd aan dat hij niet kan onderbouwen waarom hij dit vermoeden voldoende vindt voor het toepassen van dwangmedicatie. Het gevaar bestaat dat klager een ander lichamelijk letsel zal toebrengen. Voorts is sprake van gevaar voor de psychische gezondheid van een ander en voor de algemene veiligheid van personen of goederen. Begin juli 2016 heeft klager gedreigd personeel met een koekenpan te slaan en heeft hij dreigementen naar personeel geuit. Eind september 2016 heeft hij vanuit het niets een medewerker aangevallen en dreigementen geuit. Begin oktober 2016 heeft hij met gebalde vuisten naar personeel geschreeuwd en wederom dreigementen naar personeel geuit. In november 2016 en februari 2017 heeft hij een stoel kapot gegooid. Op 7 februari 2017 heeft klager tegen een medewerker gezegd dat het goed was dat hij niet buiten was, omdat hij anders mensen zou neerschieten. Begin maart 2017 heeft klager beledigende uitspraken gedaan en een dreigende houding aangenomen. In het verleden is gebleken dat het aanvallen van een persoon de volgende stap is. Klager is sinds de dwangmedicatie rustiger, minder agressief en socialer. Voor zover de directeur weet, heeft klager geen bijwerkingen van de medicatie. Er zijn geen andere mogelijkheden om het gevaar te doen afnemen. Klager heeft in een individueel programma verbleven, maar het personeel heeft toen de-escalerend moeten optreden. Getracht is klager geleidelijk mee te laten draaien met het dagprogramma, maar dat ging niet goed. Klager heeft meerdere keren aangegeven de medicatie niet vrijwillig te willen innemen.

 

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw vindt als uiterste middel geneeskundige behandeling plaats voor zover aannemelijk is dat zonder die geneeskundige behandeling het gevaar dat de stoornis doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De beroepscommissie dient te beoordelen of uit de door de directeur te overleggen stukken aannemelijk is geworden:

- dat klager gestoord is in zijn geestvermogens/een psychiatrische stoornis heeft,

- dat klager tenminste één van de gevaren als opgesomd in artikel 46a van de Pbw veroorzaakt,

- dat er causaal verband is tussen de stoornis en het gevaar, en

dat het gevaar zonder geneeskundige behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

 

Uit de stukken blijkt dat de directeur heeft beslist tot toepassing van dwangmedicatie, vanwege het gevaar dat klager een ander (ernstig) lichamelijk letsel zal toebrengen, het gevaar voor de psychische gezondheid van een ander en het gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen. Dit zijn gevaren, die genoemd worden in artikel 46a van de Pbw.

In het uittreksel behandelplan betreffende de aanvraag a-dwangbehandeling door de behandelend psychiater is het volgende opgenomen:

Klager is bekend met verbale en fysieke agressieve impulsdoorbraken naar personeel uit het verleden. In juni 2016 heeft klager dreigend gedrag vertoond door met gebalde vuisten op personeel af te lopen en dreigementen te uiten, zoals “vuile kankerlijer, ik zal je kop verbouwen”. Begin juli 2016 heeft klager gedreigd personeel met een koekenpan te slaan en heeft hij dreigementen geuit, zoals “ik vergeet geen gezichten, buiten maak ik jullie af, deze kankerlijer maak ik zeker af”. Eind september 2016 heeft klager een personeelslid aangevallen en wederom dreigementen geuit. Begin oktober 2016 heeft klager met gebalde vuisten naar personeel geschreeuwd en personeel bedreigd. In november 2016 heeft klager een stoel in zijn cel stuk gegooid. In december 2016 heeft klager tegen zijn celdeur geschopt. In februari 2017 heeft klager een stoel tegen een deur kapot gegooid en gezegd dat het goed is dat hij niet buiten is, omdat hij anders mensen zou neerschieten. Begin maart 2017 heeft hij met een dreigende houding beledigende uitspraken gedaan. De verwachting is dat opnieuw een impulsdoorbraak met fysieke agressie naar personeel zal plaatsvinden. In het verleden is bij herhaling gebleken dat het aanvallen van een persoon de volgende stap is.

Met betrekking tot de diagnose/psychiatrische stoornis is in het behandelplan onder meer het volgende vermeld:

1. psychiatrisch consult 2015 door een NIFP psychiater: consult naar aanleiding van brandstichting. Uit het onderzoek komen de tevens later gerapporteerde woede-uitbarstingen voor. In het psychiatrisch onderzoek worden formele denkstoornissen als ‘tangentieel denken’ en ‘verwardheid’ vermeld. De conclusie psychose wordt niet getrokken.

2. Ontslagbrief 2015 PPC Zwolle: Afwerend en ontkennend in het contact, wat het constateren van manifeste psycho-symptomatologie heeft bemoeilijkt. Werkhypothese agressie op basis van akoestische hallucinaties waarna dwangbehandeling is ingezet.

3. Pro Justitia Rapportage, NIFP psychiater 2015: Voor detentie was sprake van alcoholmisbruik. In welke mate betrokkene afhankelijk van alcohol was geweest is niet duidelijk. In 2013 en 2014 is betrokkene waarschijnlijk psychotisch geweest. De familie anamnese voor psychose is belast. Tijdens de jeugd is er sprake van langdurige affectieve en pedagogische verwaarlozing; betrokkene heeft zich nooit veilig kunnen hechten aan een van zijn ouders. Vader wees hem af en moeder was door haar psychiatrische ziekte (schizofrenie) onvoorspelbaar en afstandelijk. Een duidelijk psychiatrische diagnose is tot nu toe niet gesteld. Als werkdiagnose wordt uitgegaan van een psychose NAO binnen mogelijk een autisme spectrum stoornis.

4. Beoordeling eventuele dwangbehandeling november 2016: Patiënt is al 2 weken rustig en zegt samenwerkingsafspraken hierover te willen maken, is bereid met de behandelaar gesprekken hierover aan te gaan. Voor nu geen acuut gevaar, geen floride psychotische beeld ten tijde van beoordeling. Wel aanwijzingen voor randpsychotische symptomen en aanwijzingen voor autistische stoornis. Nu geen reden a-dwang. Bij herhaling dreigend gedrag of toename psychotische gedrag beleid heroverwegen.

In de psychiatrische beoordeling van de beoordelende, niet bij de behandeling van klager betrokken, psychiater is als advies opgenomen:

"Op grond van de aanvraag, het dossieronderzoek, de observaties door de ZBIWérs en op basis van het korte contact met betrokkene sluit ik mij aan bij het advies van de behandelend psychiater en adviseer ik ook om te starten met de dwangbehandeling A.

Uit de beschikbare informatie blijkt dat er al langere tijd het vermoeden bestaat dat betrokkene lijdt aan een psychotische stoornis NAO naast een Autisme Spectrum Stoornis. De oplopende spanning en het daarmee samenhangende gevaar, nl dat betrokkene niet verder kan opbouwen vanuit zijn individuele programma op de afdeling in verband met de oplopende spanning waarbij er van uit wordt gegaan dat dit in een impulsdoorbraak tot uiting zal komen in fysiek agressie naar derden (personeel en medegedetineerden). De oplopende spanning is vermoedelijk een gevolg van een psychotische stoornis en zou met medicatie mogelijk afnemen waardoor begeleiding op andere wijze dan via individueel programma mogelijk zou kunnen worden. Betrokkene heeft eerder een Dwang A toegezegd gekregen in het PPC Zwolle ivm het verblijven in afzondering vanwege agressie naar personeel en medegedetineerden; het voornaamste gevaar criterium was dat betrokkene een gevaar voor anderen en zichzelf was."

De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de bestreden beslissing sprake was van een van bovengenoemde gevaren.

Daartoe overweegt de beroepscommissie dat een deel van de incidenten waarop de directeur het gevaar heeft gestoeld dateert uit 2016 terwijl  in november 2016 naar aanleiding van de beoordeling van de toenmalige psychiater geen dwangmedicatie is toegepast omdat er geen sprake was van acuut gevaar, klager al twee weken rustig was, samenwerkingsafspraken wilde maken en op dat moment geen floride psychotische beeld was. De incidenten die dateren van na deze beoordeling zijn niet van dien aard dat zonder meer van dit beleid moet worden afgeweken. De stelling van de directeur dat naar verwachting een impulsdoorbraak met fysieke agressie naar personeel zal plaatsvinden omdat in het verleden bij herhaling is gebleken dat het aanvallen van een persoon de volgende stap is, acht de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk gemaakt. Voorts overweegt de beroepscommissie dat vier psychiaters in het huidige behandelplan rapporteren over een vermoedelijke psychose NAO naast een autisme spectrum stoornis bij klager. Gelet op alle feiten en omstandigheden acht de beroepscommissie het causaal verband tussen de gerapporteerde agressieve uitlatingen en de vermoedelijke psychotische stoornis onvoldoende onderbouwd. De diagnose van een psychotische stoornis die behandeling met langdurig antipsychotica vergt is op grond van de overgelegde inlichtingen evenmin aannemelijk geworden.

Gezien het vorenstaande zal het beroep gegrond worden verklaard. De beroepscommissie bepaalt dat klager een tegemoetkoming zal toekomen van € 50,=.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat het ter waarborging van de onafhankelijkheid van de beoordeling aanbeveling verdient dat de directeur de aanvraag voor de tweede psychiatrische verklaring doet bij een psychiater die niet werkzaam is binnen hetzelfde PPC als waar de gedetineerde, ten aanzien van wie de beslissing tot toepassing van de dwangbehandeling wordt genomen, verblijft.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 50,=.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, drs. M.J. Selnick Marzullo en mr. M.J. Stolwerk, leden, in tegenwoordigheid van

mr. S. Jousma, secretaris, op 5 februari 2018

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven