Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1928/GA, 23 januari 2018, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1928/GA

betreft: [klager]            datum: 23 januari 2018

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens

 

[…], verder te noemen klager,

 

gericht tegen een uitspraak van 12 juni 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 november 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord mr. W.B.O. van Soest, een kantoorgenoot van klagers raadsvrouw.

Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De directeur van p.i. Krimpen aan den IJssel heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op 19 december 2017 heeft de directeur van voormelde inrichting de beroepscommissie desgevraagd nadere inlichtingen verschaft. Een kopie hiervan is naar klager en diens raadsvrouw mr. E.A. Blok verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de vertraging in de aanvraag van klagers detentiefasering door toedoen van de casemanager (IJ-2017-000360).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht.

Het detentie- en re-integratieplan (D&R-plan) is in strijd met artikel 1c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) niet binnen een maand opgesteld. Het wachten op een reclasseringsadvies behoort de inrichting niet ervan te weerhouden een D&R-plan op te stellen. Eind november 2016 heeft klager de dagbesteding aan zijn casemanager doorgegeven. De reclassering bood hem een werkadres aan. Klager is direct met dit adres akkoord gegaan. Het werkgeversbezoek heeft pas op 2 maart 2017 plaatsgevonden. Het door de casemanager opgevraagde OM-advies was overbodig, aangezien geen sprake is van een executie-indicator. Ook heeft de casemanager de adviesrapporten van de reclassering niet tijdig opgevraagd. De noodzaak te wachten tot januari 2017 blijkt niet uit de stukken. Klager had twee tot drie maanden in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) kunnen doorbrengen, als de casemanager voortvarend met klagers dossier was omgegaan. Klager verzoekt hem hiervoor te compenseren

De directeur heeft desgevraagd de volgende nadere inlichtingen – samengevat en zakelijk weergegeven – verstrekt.

Conform de Regeling is bij binnenkomst klagers D&R-plan vastgesteld. Naar aanleiding van het adviesrapport van de reclassering, dat op 29 november 2016 is ontvangen, heeft de casemanager verdere invulling aan het re-integratieplan gegeven. Eind december 2016 heeft klager bij een sportschool een dagbesteding gerealiseerd. Deze is heeft de casemanager ter verdere beoordeling naar de reclassering doorgezet. De reclassering doet eerst onderzoek naar de haalbaarheid van de inzet van elektronische controle. Voor het aanleveren van dit adviesrapport staat een termijn van vijf weken. Vervolgens brengt de reclassering een advies uit inzake de invulling van het penitentiair programma (p.p.). Hieronder valt ook het werkgeversbezoek. Dit bezoek heeft – binnen de termijn die hiervoor staat – op 2 maart 2017 plaatsgevonden. De adviezen kunnen niet tegelijkertijd worden opgevraagd en aangeleverd. Het OM-advies is opgevraagd, omdat klager in hoger beroep is gegaan. Na het ontvangen van dit advies heeft klager zijn hoger beroep alsnog ingetrokken. De reclasseringsrapportages heeft de casemanager tijdig opgevraagd. Het faseringstraject wordt opgestart, als een gedetineerde hiertoe een verzoek heeft ingediend. Ook is de casemanager bij de voortgang van het traject afhankelijk van de termijnen waarop de reclassering advies uitbrengt. Alle verrichte acties waren noodzakelijk voor het realiseren van klagers detentiefasering. Op 27 maart 2017 heeft klager een positieve beslissing van de selectiefunctionaris voor deelname aan een p.p. vanaf 18 april 2017 ontvangen. Deze datum was ook als zodanig vastgesteld. Klager is dus tijdig en binnen de vastgestelde faseringsdata gefaseerd.

 

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 1c, eerste lid, van de Regeling draagt de directeur zorg dat uiterlijk binnen een maand na binnenkomst van de gedetineerde in een inrichting een D&R-plan wordt vastgesteld.

De beroepscommissie stelt voorop dat in het algemeen de directeur enige tijd moet worden gegeven de aanvraag voor detentiefasering te complementeren met de daarvoor benodigde stukken en adviezen. Daarbij is de directeur, hoewel verantwoordelijk voor een adequate afhandeling van een verzoek om fasering, in zekere mate afhankelijk van de reclassering die in dit kader desgevraagd verschillende rapportages aanlevert.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur volgt dat het D&R-plan conform artikel 1c, eerste lid, van de Regeling bij klagers binnenkomst in de inrichting is vastgesteld. Voorts komt uit de voorhanden zijnde stukken en het verhandelde ter zitting naar voren dat het tijdsverloop tussen het verzoek tot fasering en de (positieve) beslissing van de selectiefunctionaris voor deelname aan een p.p. (onder meer) verband houdt met de invulling van klagers dagbesteding en de door de reclassering aangeleverde rapportages. Niet is gebleken dat de aanvraag van klagers detentiefasering door toedoen van de casemanager is vertraagd. Dit geldt te meer nu klager overeenkomstig de vastgestelde faseringsdata is gefaseerd. Tegen de achtergrond van het vorenstaande zal het beroep ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie worden bevestigd.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 23 januari 2018

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven