Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2130/GA, 29 januari 2018, beroep
Uitspraakdatum:29-01-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2130/GA

betreft: [klager]            datum: 29 januari 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.P. van der Eerden, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 juni 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

 

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 december 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. T.P. van der Eerden en zijn raadsvrouw mr. I. Kamans. Als toehoorder was aanwezig mr. P.N.E. Plooij, secretaris bij het secretariaat  van de Raad.

Klager is - een gedeelte van de zitting - met gebruikmaking van een tolk Engels via de tolkentelefoon gehoord.

De directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, wegens het voorhanden hebben van contrabande, te weten één minitelefoon en ruim 160 pillen, bevattende de stof amfetamine (IJ-2017-000254).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft vanaf het begin ontkend wetenschap te hebben gehad van de aangetroffen contrabande in zijn cel. Klager heeft verklaard dat de enige pillen die op zijn cel zouden kunnen worden aangetroffen vitaminepillen zijn. Klager werkte als reiniger. Er stonden schoonmaakspullen op zijn cel. De deur van zijn cel stond open, zodat medegedetineerden op zijn cel konden komen om deze spullen te pakken. Niet kan worden uitgesloten dat er spullen op zijn cel zijn neergelegd door een medegedetineerde of dat in de cel de spullen zijn achtergelaten door degene die voor klager in die cel verbleef. Gelet op de zwaarwegende gevolgen van het voorhanden hebben van contrabande voor klagers strafonderbreking en de omstandigheid dat klager tot dan toe van onbesproken gedrag was, had er gerede twijfel bij de directeur moeten zijn. Voorts is de verslaglegging van het personeel te summier. Het aannemelijkheidscriterium dient in deze zaak te worden ingevuld met de vraag of er voldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat dat klager de contrabanden voorhanden heeft gehad.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Uitgangspunt is dat iedere gedetineerde verantwoordelijk is voor de goederen die hij op cel heeft. Bij de dagelijkse celinspectie heeft het personeel een minitelefoon en ruim 160 pillen in klagers cel aangetroffen. Bij de oplegging van de disciplinaire straf is overwogen dat na een drugstest is gebleken dat de pillen amfetamine bevatten. De beroepscommissie is van oordeel dat van de in de inrichting uitgevoerde drugstest een schriftelijk verslag had moeten worden opgemaakt. Nu een dergelijk verslag ontbreekt, kan niet worden vastgesteld dat de aangetroffen pillen in klagers cel amfetamine bevatten. Als gevolg hiervan kan de beroepscommissie niet beoordelen of de directeur in redelijkheid heeft kunnen besluiten om mede op grond hiervan een disciplinaire straf op te leggen. De beroepscommissie zal daarom het beroep op dit punt gegrond verklaren.

Aan de oplegging van de disciplinaire straf lag tevens ten grondslag de vondst van een minitelefoon in klagers cel. De beroepscommissie ziet onvoldoende aanleiding om nader onderzoek te doen naar het eigenaarschap van de telefoon, nu deze telefoon op klagers cel is aangetroffen en klager zelf de beschikking had over de sleutel van zijn cel. Klager kan daarom verantwoordelijk worden gehouden voor de minitelefoon die op zijn cel is aangetroffen.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gedeeltelijk gegrond verklaren, namelijk voor zover de directeur aan de oplegging van de disciplinaire straf de aanwezigheid van 160 pillen bevattende amfetamine ten grondslag heeft gelegd. Op dit onderdeel zal de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigt en het beklag alsnog gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, ziet de beroepscommissie aanleiding klager een  tegemoetkoming toe te kennen. Zij bepaalt de hoogte van die tegemoetkoming op € 50,=.

Voor het overige zal het beroep ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond, namelijk voor zover de directeur aan de oplegging van de disciplinaire straf de aanwezigheid van 160 pillen bevattende amfetamine ten grondslag heeft gelegd, vernietigt op dit punt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart het beklag alsnog gegrond en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=. Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, U.P. Burke en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 29 januari 2018.

 

                        

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven