Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2639/GA, 5 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:   17/2639/GA

betreft:     […]                                                                                    datum: 5 februari 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van het detentiecentrum Rotterdam, gericht tegen een uitspraak van 3 augustus 2017 van de beklagcommissie bij voormeld detentiecentrum, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 november 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord plaatsvervangend vestigingsdirecteur […]. Klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt en van wie geen adresgegevens bekend zijn, is niet ter zitting verschenen. Mr. J.J. Veldheer, heeft schriftelijk medegedeeld klager niet meer bij te staan.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover aan de orde in beroep – cumulatie van straffen in verband met plaatsing op een meerpersoonscel (klacht DC 2017-000153).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming  van €15,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. Standpunten van klager en de directeur
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Desgevraagd deelt de directeur mede dat er een advies van de psycholoog was om klager op de extra-zorgafdeling te plaatsen. Toen er plek was, is dat ook gebeurd. De straf hield toen ook op. Ondanks dit advies, was er geen contra-indicatie bekend op basis waarvan klager niet in een meerpersoonscel kon worden geplaatst.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Hoofdstuk IX van de Pbw bevat bepalingen (artikel 50 t/m 55) waarin de disciplinaire straffen zijn geregeld. De wet maakt het enerzijds mogelijk voor één feit meer straffen op te leggen, maar geeft anderzijds ook beperkingen voor de cumulatie van straffen (artikel 51, derde lid, van de Pbw). Uitgangspunt is dat de bestraffing per feit plaatsvindt, maar de wet geeft geen aanknopingspunt voor beantwoording van de vraag of een bepaald feitelijk gebeuren moet worden aangemerkt als één feit of als meer feiten. Indien er verschillende penitentiaire verbods- en/of gebodsnormen zijn overtreden kan de overtreding van een norm in beginsel worden aangemerkt als één feit, zodat er bij meer normovertredingen sprake is van meer feiten. Slechts in het uitzonderlijke geval dat de feiten een zodanig sterke samenhang vertonen dat er geen verschil is in tijd, plaats, verwijt en te beschermen rechtsgoed is dit anders.

Gelet op het dossier en het verhandelende ter zitting stelt de beroepscommissie de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 8 mei 2017 is aan klager een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in eigen cel opgelegd vanwege de weigering om mee te werken aan plaatsing in een meerpersoonscel.
Op 18 mei 2017 heeft de psycholoog een gesprek gehad met klager. De psycholoog heeft aangegeven dat klager het beste geplaatst kan worden op een extra-zorgafdeling op het moment dat daar een plaats vrij is.
Op 22 mei 2017 heeft klager wederom aangegeven niet mee te willen werken aan plaatsing op een meerpersoonscel. Om die reden is aan klager wederom een straf van 14 dagen in  eigen cel opgelegd.
Op 24 mei 2017 is klager geplaatst in de extra-zorgafdeling waarmee de straf is geëindigd.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur in redelijkheid voornoemde weigeringen als twee verschillende feiten kunnen aanmerken. Dit betekent dat per feit een straf van opsluiting in een (straf)cel voor ten hoogste 14 dagen kan worden opgelegd. De beroepscommissie acht de opgelegde straffen – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 5 februari 2018

 

                        secretaris                                                    voorzitter

 

 

Naar boven