Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1319/GA en 17/1599/GA, 21 december 2017, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1319/GA en 17/1599/GA

betreft: [klaagster]       datum: 21 december 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. Stroobach, namens

[…], verder te noemen klaagster,

gericht tegen twee uitspraken van 14 april 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle,

 

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster alsmede haar raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a.         de terugplaatsing vanuit de tweede fase van de ISD-maatregel naar de eerste fase van die maatregel (ZI 2017-000070);
b.         de weigering om op 22 april 2017 verlof te verlenen in het kader van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel (ZI 2017-000179).

De beklagcommissie heeft beide beklagen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

 

2.         De standpunten van klaagster en de directeur

Namens klaagster is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klaagster is op 20 januari 2017, tijdens de tenuitvoerlegging van een haar opgelegde ISD-maatregel, aangehouden in verband met de verdenking van – kortweg – winkeldiefstal. Klaagster is voor dat feit nooit veroordeeld omdat de zaak geseponeerd is met sepotcode 40. Naar aanleiding van het incident van 20 januari 2017 heeft de directeur besloten klaagster terug te plaatsen naar de basisfase (eerste fase) van de ISD en heeft zij twee weken in een huis van bewaring (h.v.b.) verbleven. Van deze beslissingen zijn aan klaagster geen schriftelijke mededelingen gedaan. Omdat die beslissingen directe gevolgen hebben voor de aan klaagster verleende vrijheden, hadden deze beslissingen op schrift gesteld moeten worden. De beroepscommissie heeft eerder uitgemaakt dat de intrekking van vrijheden een wijziging van het individuele begeleidingsplan betreffen en mitsdien deel uitmaken van het verblijfsplan dat moet worden opgenomen in het penitentiair dossier (RSJ 29 mei 2015, 15/0383/GA). Alleen al om die reden dient een dergelijke beslissing op schrift te worden gesteld. Door dit na te laten, kan die beslissing niet meer op de redelijkheid en billijkheid worden getoetst, waardoor de rechtsbescherming aan klaagster wordt ontnomen. Daarnaast geldt dat klaagster naar aanleiding van dit incident in het h.v.b. is geplaatst, waardoor zij minder vrijheden had dan wanneer zij daadwerkelijk in de eerste fase van de ISD zou zijn geplaatst. Ook is klaagster hieromtrent niet door de directeur gehoord. Hoewel de beroepscommissie eerder heeft uitgemaakt dat geen vormvereiste is gesteld aan beslissingen tot interne overplaatsing, heeft zij daarbij wel aangegeven dat de zorgvuldigheid noopt tot een duidelijke uitleg van die beslissing. Dat is hier niet gebeurd. De onderhavige terugplaatsingsbeslissing, ook bezien in samenhang met de beslissingen klaagster (tijdelijk) te plaatsen in een h.v.b. en verlof te weigeren, beperkt klaagster enorm in haar vrijheden. Het beroep moet daarom gegrond worden verklaard en aan klaagster dient een financiële tegemoetkoming te worden toegekend.

Klaagster stelt zich op het standpunt dat de weigering om verlof te verlenen op schrift had moeten worden gesteld. Door dit niet te doen is deze, net als de beslissing haar terug te plaatsen naar de eerste fase, niet toetsbaar voor de beklag- en beroepscommissie. Klaagster stelt dat de directeur geen rekening heeft gehouden met klaagsters belangen. Zij zat in het eind van haar ISD-traject en er was nog maar weinig aan haar resocialisatie gedaan. Er lag een advies van Yorneo (Jeugd- en Opvoedhulp) om klaagster met verlof te laten gaan op 22 april 2017. Haar kinderen hadden toen vakantie waardoor (ook) de kinderen konden worden voorbereid op het moment dat klaagster weer bij hen zou zijn. Er was daarom een noodzaak voor dat verlof en de directeur was daarvan op de hoogte. Het beroep moet dan ook gegrond worden verklaard en aan klaagster dient een financiële tegemoetkoming te worden toegekend.

De directeur heeft zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.

Klaagster komt niet in aanmerking voor verlof omdat zij is teruggeplaatst naar de eerste fase van de ISD-maatregel. Zij heeft toen niet in een h.v.b. verbleven. Klaagster is naar aanleiding van de terugplaatsing gehoord en haar is een uitleg gegeven. Zij accepteerde die uitleg niet.  Bij de terugplaatsingsbeslissing zijn klaagsters belangen meegewogen en het advies van Yorneo is meegenomen. Indien klaagster meewerkt aan het behandeladvies kan op termijn over vrijheden buiten de inrichting worden gesproken. Door de terugplaatsing dient klaagsters verblijfplan gedeeltelijk te worden herschreven. Pas na vaststelling daarvan kan worden beoordeeld of verlofverlening binnen dit plan past.

 

3.         De beoordeling

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie als volgt. Aan klaagster is, in het kader van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, in eerste instantie een aantal vrijheden toegekend, die vervolgens door de beslissing haar terug te plaatsen naar de eerste fase van de ISD-maatregel weer zijn ingetrokken. Van die beslissing tot terugplaatsing en dus intrekking van vrijheden is geen schriftelijke neerslag opgemaakt en aan klaagster uitgereikt. De intrekking betreft een wijziging van het individueel begeleidingsplan van klaagster en maakt daardoor deel uit van het verblijfsplan, dat op grond van het bepaalde in artikel 44i van de Penitentiaire Maatregel moet zijn opgenomen in het penitentiair dossier van klaagster. Alleen al om die reden dient er een schriftelijke neerslag (een mededeling) van dit soort beslissingen te worden opgemaakt. Die mededeling dient daarnaast ook op schrift te worden gesteld omdat daardoor de beslissing van de directeur toetsbaar wordt in geval van beklag en beroep. Nu er geen schriftelijke beslissing is, kan de beslissing van de directeur niet op redelijkheid en billijkheid worden getoetst, waardoor aan klaagster een mogelijkheid tot rechtsbescherming wordt ontnomen. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing niet voldoet aan de daaraan door de wet te stellen eisen. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. Zij zal voor de bepaling van de hoogte daarvan aansluiting zoeken bij de tegemoetkomingen zoals toegekend in de gevallen waarbij niet is voldaan aan de te stellen eisen bij een zogenaamde ‘degradatie-beslissing’ in het kader van het DBT. Zij stelt de hoogte van de tegemoetkoming vast op € 35,=.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie als volgt. Klaagster kwam, als gevolg van haar terugplaatsing in de eerste fase van de ISD-maatregel, niet in aanmerking voor vrijheden als (onbegeleid) verlof. Daarom is geen sprake van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste of tweede lid, van de Pbw. Klaagster had derhalve niet kunnen worden ontvangen in haar beklag. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie dan ook vernietigen en klaagster alsnog niet-ontvankelijk verklaren in het beklag.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie met het kenmerk ZI 2017-000070. Zij verklaart dit beklag alsnog gegrond.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie met het kenmerk ZI 2017-000179 en verklaart klaagster alsnog niet-ontvankelijk in dit beklag.

De beroepscommissie bepaalt dat aan klaagster een tegemoetkoming toekomt van € 35,=.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 21 december 2017.

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven