Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0916/GV, 19 juni 2003, beroep
Uitspraakdatum:19-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/916/GV

betreft: [klager] datum: 19 juni 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 1 mei 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 april 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Over zes maanden komt hij vrij. Klager wil werken aan zijn terugkeer in de maatschappij. Hij heeft aangegeven zijn verlof op een ander adres door te willen brengen dan het adres dat genoemd is in de afwijzende beslissing.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers delictpleging is gepaard gegaan met geweldpleging en mishandeling van een slachtoffer. Klager is reeds twee maal eerder veroordeeld wegens diefstal met geweld. Het aangegeven verlofadres is gelegen in een omgeving waar veeldelinquenten wonen, zodat gevaar bestaat voor recidive.
Voorts kunnen gewelddadige overvallen grote impact hebben op mogelijke slachtoffers.
Tot slot is aangegeven dat afgewacht wordt of de door klager eerder ingezette gedragsverbetering aangaande drugsgebruik blijft voortduren.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De Schie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft aangegeven nog steeds negatief te adviseren gelet op de ernst van het delict en de daaruit voortvloeiende maatschappelijke onrust die het verlof kanveroorzaken.
De politie Rotterdam-Rijnmond heeft aangegeven dat het adres waar klager thans zijn verlof wil aanvragen in de directe nabijheid is gelegen van het adres waar klager in eerdere instantie zijn verlof wilde doorbrengen en waarvan hetbekend is dat daar veel delinquenten woonachtig zijn. De kans op recidive moet ook op het thans aangegeven adres niet uitgesloten worden geacht.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zestig maanden met aftrek, wegens diefstal met geweldpleging. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 22 november 2003. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiairehechtenis van zeven dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in demaatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. Zij is van oordeel dat voor de door de Minister aangevoerde contra-indicaties voor verlof onvoldoendeaanwijzingen zijn. Zij overweegt hierbij dat het gegeven dat het adres waar klager zijn verlof wil doorbrengen gelegen is in een buurt waar meerdere criminelen wonen of verblijven te vaag is. Enige concrete aanwijzingen metbetrekking tot het feitelijke adres zijn niet aangevoerd. Het enkele gegeven dat de delictpleging gepaard is gegaan met geweldpleging en klager eerder voor diefstal met geweld is veroordeeld is op zich ontoereikend om tot weigeringvan verlof over te gaan.
Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat aan het belang van klager doorslaggevende betekenis dient te worden toegekend. De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van deinrichting moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen binnen twee weken eennieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan zijn te maken, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van de uitspraak.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 19 juni 2003

secretaris voorzitter

Naar boven