Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0527/GV, 13 juni 2003, beroep
Uitspraakdatum:13-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/527/GV

betreft: [klager] datum: 13 juni 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 5 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.G.M.Smit, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 februari 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klager ambtshalve strafonderbreking verleend voor de maximale duur van drie maanden.

2. De standpunten
Namens klager het beroep als volgt toegelicht.
Klager is ten gevolge van een eerdere strafzaak ambtshalve strafonderbreking verleend tot 18 februari 2003. Op laatstgenoemde datum is de executie van de huidige strafzaak voortgezet, maar is hem wederom ambtshalve strafonderbrekingverleend voor de duur van drie maanden.
Klager verzoekt om spoedige executie van de hem opgelegde straffen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt nader toegelicht.
Aan klager is abusievelijk voor een tweede maal ambtshalve strafonderbreking verleend, omdat klager voor de tenuitvoerlegging van de tweede straf is aangemeld in plaats van voor de tenuitvoerlegging van beide straffen gezamenlijk.
Klager wordt de mogelijkheid geboden de te executeren restant straffen in een beperkt beveiligde inrichting te ondergaan.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 72, tweede lid, Pbw heeft de gedetineerde het recht tegen een hem betreffende beslissing aangaande verlof een met redenen omkleed beroepschrift in te dienen bij de beroepscommissie.
Onder gedetineerde wordt in artikel 1, onder e, Pbw verstaan een persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel in een inrichting plaatsvindt.
Klager, aan wie strafonderbreking is verleend waarbij de tenuitvoerlegging van de straf wordt geschorst en die ten tijde van het indienen van zijn beroepschrift niet in detentie verbleef, valt niet onder voornoemde begripsbepaling.De beroepscommissie is van oordeel dat een redelijke toepassing van de wet met zich brengt dat klager, die niet om de strafonderbreking heeft gevraagd, ontvankelijk is in zijn beroep.

Op grond van artikel 570b, eerste lid, Wetboek van Strafvordering kan de Minister de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf onderbreken op verzoek van de betrokkene of ambtshalve.
Blijkens de brief van de Minister van 18 april 2003 is het beleid om in verband met beperkingen ten aanzien van de executie van straffen, eenmaal ambtshalve strafonderbreking te verlenen.
De beslissing van de Minister tot het voor de tweede maal ambtshalve verlenen van strafonderbreking aan klager moet derhalve, gelet op voornoemd artikel 570b, eerste lid, Wetboek van Strafvordering, in samenhang met de door deMinister gestelde beleidskaders als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Hieraan doet zijn voornoemde toezegging aan klager niet af.
Het beroep zal mitsdien gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie kent klager de na te noemen tegemoetkoming toe.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Kent klager een tegemoetkoming toe van € 25,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 13 juni 2003

secretaris voorzitter

Naar boven