Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0018/GM, 4 juni 2003, beroep
Uitspraakdatum:04-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/18/GM

betreft: [klager] datum: 4 juni 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 24 december 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Veenhuizen, gevangenis Esserheem te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de mededeling d.d. 29 november 2002 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 4 november 2002, betreft onvoldoende behandelen van darmklachten dan wel klachten over pijn in de rug.

2. De beoordeling
Ingevolge artikel 30, tweede lid, Pm moet het beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst door de klager van het afschrift van de mededeling van de bevindingen van de medisch adviseur worden ingediend.
De medisch adviseur heeft haar bemiddelingspoging afgerond met een mededeling d.d. 29 november 2002 van haar bevindingen. De medisch adviseur heeft klager in de mededeling gewezen op de mogelijkheid beroep in te stellen en heeftdaartoe de instantie en de juiste termijn aangegeven.
Klager stelt in zijn beroepschrift d.d. 8 december 2002 dat hij voormelde mededeling heeft ontvangen op 6 december 2002. Het poststempel op de envelop waarin het beroepschrift naar de Raad is gezonden vermeldt de datum 18 december2002. Het beroepschrift is op 24 december 2002 bij het secretariaat van de Raad binnengekomen.

De beroepscommissie neemt ter bepaling van de datum van indiening van het beroepschrift de datering van het beroepschrift als uitgangspunt. Aan de hand hiervan beziet zij of de tijd gelegen tussen de datering van het beroepschriften de ontvangst daarvan bij het secretariaat van de Raad niet onredelijk lang is met het oog op de postbezorging.
Het beroepschrift is in dit geval gedateerd op 8 december 2002, de tweede dag na die van de ontvangst van de mededeling. De laatste dag van de beroepstermijn is 13 december 2002. De data 14 en 15 december 2002 zijn weekeinddagen,welke in dit geval voor de ter post bezorging buiten beschouwing blijven. De ter postbezorging van het beroepschrift is blijkens het poststempel geschied op 18 december 2002. Dit is naar het oordeel van de beroepscommissie te laat.

De beroepscommissie is, gelet op het hiervoor overwogene, van oordeel dat de termijn voor het instellen van beroep is overschreden. Dit leidt ertoe dat zij het beroep niet verder kan behandelen en klager niet-ontvankelijk dient teverklaren in zijn beroep.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.F.M. van Exter en drs. H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 4 juni 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven