Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0193/GB, 29 januari 2018, beroep
Uitspraakdatum:29-01-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         18/193/GB

Betreft:            [Klaagster]       datum: 29 januari 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.G.S. Roethof, namens

[…], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 23 januari 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klaagsters verzoek om uitstel van de oproep zich op 30 januari 2018 te melden in de locatie Nieuwersluis te Utrecht, afgewezen.

 

2.         De feiten

Klaagster is eerst op 22 januari 2016 opgeroepen zich op 19 februari 2016 te melden in de locatie Nieuwersluis. Op 8 februari 2016 is klaagster, naar aanleiding van een op 4 februari 2016 ingediend verzoek daartoe, uitstel van haar meldplicht verleend tot 1 juli 2016. Op 16 mei 2016 heeft klaagster wederom verzocht om uitstel van haar meldplicht. Op 20 september 2016 is de executie van het vonnis ter zake waarvan klaagster zich diende te melden, door het Ressortparket Amsterdam opgeschort, als gevolg waarvan klaagster zich niet langer diende te melden. Op 26 september 2017 is klaagster opnieuw opgeroepen zich te melden, ditmaal op 30 oktober 2017. Klaagster heeft op 5 oktober 2017 verzocht haar meldplicht met acht maanden uit te stellen, als gevolg waarvan haar op 16 oktober 2017 uitstel van haar meldplicht is verleend. Op 16 oktober 2017 is klaagster opgeroepen zich op 30 januari 2018 te melden in de locatie Nieuwersluis voor het ondergaan van een gevangenisstraf van zestig dagen. Op 22 januari 2018 heeft zij verzocht haar meldplicht met zes maanden uit te stellen. Dit verzoek is op 23 januari 2018 afgewezen.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. De beslissing van het Openbaar Ministerie (OM) geen opschortende werking te verlenen aan het bezwaarschrift gericht tegen de omzetting van een aan haar opgelegde taakstraf in een vervangende hechtenis en de beslissing haar geen uitstel te verlenen van haar melddatum van 30 januari 2018, zijn onrechtmatig. Er is geen zorgvuldige belangenafweging gemaakt. Het is onrechtmatig haar thans detentie te laten ondergaan. Het verleden heeft uitgewezen dat de medische zorg in de locatie Nieuwersluis onder de maat is. Door de inadequate zorg daar heeft klaagster gedurende een eerdere detentie reeds een functiebeperking opgelopen. Thans tracht zij de opgelopen schade te beperken en de functiebeperking te verminderen. Het ondergaan van een detentie op dit moment zou dat proces doorkruisen. 

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op 22 januari 2018 heeft de selectiefunctionaris klaagsters uitstelverzoek doorgestuurd naar de advocaat-generaal bij het ressortparket Amsterdam. De advocaat-generaal heeft op 23 januari 2018 te kennen gegeven het uitstelverzoek niet te honoreren, nu uit de overgelegde stukken niet blijkt dat klaagster detentieongeschikt is, terwijl in een eerdere fase was verzocht haar detentieongeschikt te verklaren. Naar aanleiding van het door klaagster ingediende schorsingsverzoek en beroepschrift heeft de advocaat-generaal op 25 januari 2018 te kennen gegeven dat uit de overgelegde stukken slechts blijkt dat klaagster herstellende is van een operatie aan haar knie, maar niet dat zij detentieongeschikt is. Indien de inrichtingsarts in de locatie Nieuwersluis van oordeel is dat klaagster detentieongeschikt is, zou dit de advocaat-generaal aanleiding kunnen geven anders te oordelen. 

 

4.         De beoordeling

4.1.      De selectiefunctionaris verwijst in de beslissing van 16 oktober 2017, waarbij aan klaagster uitstel van haar meldplicht is verleend tot 30 januari 2018, naar het advies van de advocaat-generaal, die te kennen heeft gegeven zich niet tegen een uitstel voor de duur van drie maanden te verzetten. Daarbij heeft de advocaat-generaal opgemerkt dat het op de weg van klaagster ligt bij een eventueel volgend verzoek om uitstel van haar meldplicht medische informatie te overleggen waarin staat dat zij detentieongeschikt is en zo ja, voor welke periode. Op 22 januari 2018 heeft klaagster wederom uitstel van haar meldplicht verzocht. Bij dit verzoek is (recente) medische informatie van de orthopedisch chirurg bij het BovenIJ ziekenhuis te Amsterdam en van klaagsters fysiotherapeut overgelegd. Op 23 januari 2018 is klaagsters uitstelverzoek afgewezen. De selectiefunctionaris verwijst daarbij wederom naar het advies van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal adviseert negatief over het namens klaagster ingediende uitstelverzoek, omdat zij geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij detentieongeschikt is.

4.2.      De beroepscommissie stelt voorop dat een oordeel over de detentiegeschiktheid van gedetineerden is voorbehouden aan de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA). Het doen van een verzoek tot het instellen van een onderzoek daartoe ligt op de weg van de selectiefunctionaris. Uit de stukken is gebleken dat de selectiefunctionaris klaagsters dossier op 25 mei 2016 naar de medisch adviseur van de afdeling IMA heeft doorgestuurd met het verzoek een detentiegeschiktheidsonderzoek in te stellen. Een dergelijk onderzoek heeft echter niet plaatsgevonden, nu het vonnis ter zake waarvan klaagster zich diende te melden op 20 september 2016 door het ressortparket Amsterdam is ingetrokken. Op 26 september 2017 is klaagster opnieuw opgeroepen zich te melden voor het ondergaan van de haar opgelegde vrijheidsstraf, waarna zij op 5 oktober 2017, wederom op medische gronden, om uitstel van haar meldplicht heeft verzocht. Niet is gebleken dat de selectiefunctionaris de medisch adviseur bij de afdeling IMA na de nieuwe oproep van 26 september 2017 heeft geraadpleegd over klaagsters detentiegeschiktheid. Het ligt niet op de weg van klaagster aan te tonen dat zij detentieongeschikt zou zijn.

4.3.      Gelet op het voorgaande dient de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt. Nu de selectiefunctionaris de door klaagster overgelegde medische informatie niet naar de medisch adviseur van de afdeling IMA heeft doorgestuurd teneinde een oordeel over klaagsters detentiegeschiktheid te verkrijgen, maar naar het advies van de advocaat-generaal verwijst, die stelt dat het op de weg van klaagster ligt haar detentieongeschiktheid aan te tonen, is voormelde beslissing niet zorgvuldig tot stand gekomen. De bestreden beslissing dient derhalve te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak, nadat een oordeel over klaagsters detentiegeschiktheid van de medische adviseur van de afdeling IMA is verkregen. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak, nadat een detentiegeschiktheidsoordeel van de medisch adviseur van de afdeling IMA is verkregen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 29 januari 2018.

 

 

 

 

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven