Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3765/GV, 1 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:01-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/3765/GV

betreft: [klager]            datum: 1 februari 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Y.H.G. van der Hut, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 november 2017 genomen beslissing van – zo begrijpt de beroepscommissie –de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers gezin verblijft weliswaar in Duitsland, maar geen van de gezinsleden heeft de Duitse nationaliteit en klager heeft gedurende tien jaren een inreisverbod voor Duitsland. Een terugkeer naar Duitsland zou voor klagers gezin enkel meer zorgen opleveren en klager is geenszins van plan naar Duitsland te vertrekken. De door klager gedane mededelingen dat hij zich bij zijn echtgenote in Duitsland zou willen vestigen dateren van negen maanden geleden en hangen samen met het feit dat zijn echtgenote toentertijd een operatie diende te ondergaan. Klager is van plan zich in Macedonië, zijn land van herkomst, te vestigen, waar hij bij zijn vader zal verblijven, en aldaar te gaan werken als taxichauffeur. Op die manier kan hij inkomen genereren teneinde aan zijn betalingsverplichting ten aanzien van de slachtoffers te kunnen voldoen. Ter voldoening van de schadevergoedingen aan de slachtoffers heeft klager met het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) een betalingsregeling getroffen. Het CJIB was van het verzoek tot strafonderbreking op de hoogte toen het met de betalingsregeling akkoord ging. Klager verblijft reeds een jaar zonder inkomen in detentie en is niet in staat het gehele bedrag ineens te voldoen. Als hij dit had kunnen betalen en het uitblijven daarvan aan strafonderbreking in de weg zou staan, dan zou hij het bedrag reeds hebben voldaan. Klagers opa, die naast klagers vader in Macedonië woont en op leeftijd is, heeft te kennen gegeven klagers hulp nodig te hebben en hem te willen ondersteunen bij het wederopbouwen van zijn leven. Hij biedt hem onderdak en een vaste verblijfplaats, waar hij voor justitie bereikbaar is. Voor zover volgens het Openbaar Ministerie (OM) civiele zaken in voorbereiding zouden zijn, is dit op geen enkele wijze onderbouwd. De slachtoffers hebben de door hen opgelopen schade reeds voor de vorderingen tot schadevergoeding in de strafprocedure moeten begroten en hadden derhalve reeds een civiele procedure kunnen starten. Bovendien zal klager ook na een eventueel te verlenen strafonderbreking een bekende verblijfplaats hebben. De advocaten van de slachtoffers hebben geïnformeerd naar de mogelijkheden om de schade van de slachtoffers vergoed te krijgen door middel van een vorm van verrekening van de onder klager in beslag genomen en verbeurd verklaarde geldbedragen. Een andere verhaalsmogelijkheid is er niet en zal niet ontstaan zo lang klager in detentie verblijft. Civiele procedures zouden in een dergelijk geval niet nodig zijn. Het feit dat klagers echtgenote een medeverdachte is tegen wie nog een onderzoek loopt, kan klager niet worden tegengeworpen. Hij is voor de betreffende feiten reeds onherroepelijk afgestraft. Als klager zich met het onderzoek naar zijn echtgenote had willen bemoeien, dan had hij dit allang kunnen doen. Bovendien is zijn echtgenote drie jaar geleden reeds als verdachte gehoord in de zaak van klager en is haar verblijfplaats bekend. Meermaals is aangeboden dat zij zich zou melden om aan het onderzoek mee te werken. De zaak van zijn echtgenote is met veel onduidelijkheid omgeven, maar een en ander heeft geen betrekking op klager en kan hem niet in het kader van de beoordeling van het onderhavige verzoek om strafonderbreking worden tegengeworpen. Wat betreft het Belgisch vonnis waarbij klager is veroordeeld, geldt dat dit vonnis nog niet onherroepelijk is en dat België geen enkele actie heeft ondernomen om de tenuitvoerlegging daarvan te arrangeren. Klager staat in België niet gesignaleerd in het kader van een Europees Arrestatiebevel of anderszins. Daarbij is de enkele mogelijkheid dat de Belgische autoriteiten om tenuitvoerlegging van het vonnis zullen verzoeken onvoldoende concreet om als grondslag voor afwijzing van een verzoek om strafonderbreking te dienen. Hij heeft meer dan de helft van zijn straf ondergaan en hij heeft een inreisverbod voor Nederland. Ingeval hem strafonderbreking zou worden verleend, kan hij gevolg geven aan die juridische beslissing, waarmee tevens wordt bewerkstelligd dat Nederland niet langer de kosten voor klagers opvang, gezondheidszorg en detentie hoeft te dragen. Voorts is klagers grootmoeder, met wie klager een sterke band had, onverwacht overleden. Zij zal in Macedonië begraven worden en klager wenst bij haar uitvaart aanwezig te zijn.  

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het OM heeft bezwaren tegen de verzochte strafonderbreking geuit, daar een civiele rechtsgang van de slachtoffers in verband met de door hen geleden schade in voorbereiding is. Een toewijzing van klagers verzoek zou tot betekeningsproblemen leiden, omdat hij zowel in Nederland als in het buitenland geen bekende woon- of verblijfplaats heeft. Daarnaast dient klager een forse schadevergoeding te voldoen. Slechts een marginaal bedrag is reeds voldaan. De vrees bestaat dat de thans afgesproken betalingsregeling zal worden beëindigd zodra klager in vrijheid wordt gesteld. Het OM meent daarenboven dat klager in staat is het bedrag van € 17.000,= te voldoen. Voorts loopt er nog een onderzoek naar klagers echtgenote. De vrijlating van klager kan het verdere onderzoek belemmeren. Klager is recentelijk in België veroordeeld. Tegen dit vonnis is beroep aangetekend. Mogelijkheden met betrekking tot een overlevering aan de Belgische autoriteiten worden thans bekeken. De onderzoeken die in het kader hiervan plaatsvinden verzetten zich tegen het verlenen van strafonderbreking aan klager. De vrijhedencommissie heeft, gelet op het advies van het OM, ernstige twijfel over het voortduren van de betalingsregeling en acht het vestigingsadres niet duidelijk. Klagers gezin verblijft in Duitsland, waar klager een inreisverbod voor de duur van tien jaar heeft. Er zijn reële aanwijzingen dat klager zich weer bij zijn echtgenote in Duitsland wil vestigen, hetgeen hij meermaals heeft verklaard. Het is eenvoudig om Europese landsgrenzen over te gaan, zodat onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van de strafonderbreking bestaat. 

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht. De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg, alsmede de vrijhedencommissie bij voormelde inrichting hebben ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking negatief geadviseerd. Er bestaat bij het verlenen van strafonderbreking ernstige twijfel over het voortduren van de betalingsregeling, die recent is opgestart. Bovendien is niet duidelijk waar klager zich zal gaan vestigen. Het is voor klager zeer eenvoudig de landsgrenzen over te gaan en zich ergens in Europa te vestigen. De officier van justitie bij het arrondissementsparket te West-Brabant heeft negatief over het verzoek om strafonderbreking geadviseerd, omdat belangen van slachtoffers zich daartegen verzetten. Slechts een fractie van de geleden schade is in de strafprocedure toegewezen. De slachtoffers bereiden thans een civiele procedure voor teneinde het restant van de door hun geleden schade vergoed te krijgen. Het verlenen van strafonderbreking zal in dit kader tot betekeningsproblemen leiden. Voorts loopt er nog een onderzoek naar de medeverdachte van klager, zijnde klagers echtgenote. Zij verblijft in Duitsland en tegen haar is een Europees Arrestatiebevel uitgevaardigd. Het verlenen van strafonderbreking kan het verdere onderzoek belemmeren. Tevens zou klager een gedeelte van zijn straf ontlopen, nu hij geen van de aan hem in België opgelegde vrijheidsstraffen heeft ondergaan. De Belgische autoriteiten trachten thans klager de aan hem in België opgelegde vrijheidsstraffen in Nederland te doen ondergaan, dan wel hem naar België te krijgen. Klager heeft overigens zelf meermaals verklaard zich na zijn vrijlating bij zijn gezin in Duitsland te zullen voegen, en zich dus niet in Macedonië te zullen vestigen. De politie heeft zich van advies onthouden.

 

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van achttien maanden met aftrek, wegens – kort gezegd – gekwalificeerde bedreiging, afdreiging en medeplegen van witwassen. Voorts heeft klager een betalingsverplichting in verband een schadevergoedingsmaatregel van in totaal € 17.000,=. De einddatum van zijn detentie valt, behoudens de mogelijkheid van strafonderbreking zoals bedoeld in artikel 40a van de Regeling, op of omstreeks 5 juni 2018.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling. Als gronden voor afwijzing van het verzoek zijn vermeld een civiele procedure die de slachtoffers van het door klager gepleegde delict voornemens zouden zijn te starten, de vrees dat klager zich na een eventueel te verlenen strafonderbreking in Duitsland zal vestigen, een betalingsverplichting in verband met een schadevergoedingsmaatregel, een strafrechtelijk onderzoek naar klagers echtgenote dat door het verlenen van strafonderbreking aan klager zou kunnen worden belemmerd en vrijheidsstraffen waartoe klager in België is veroordeeld.

Klager behoort tot de categorie strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland. Ingevolge artikel 40a van de Regeling kan strafonderbreking voor onbepaalde tijd worden verleend. Indien een vrijheidsstraf van ten hoogste drie jaren is opgelegd, kan strafonderbreking worden verleend nadat ten minste de helft van de straf is ondergaan. Indien een vrijheidsstraf van meer dan drie jaren is opgelegd, kan strafonderbreking worden verleend nadat ten minste twee derde gedeelte van de straf is ondergaan. Aan de strafonderbreking wordt de voorwaarde verbonden dat de vreemdeling niet naar Nederland terugkeert. Uit de toelichting op dit artikel blijkt dat redenen kunnen bestaan die zich tegen het verlenen van strafonderbreking kunnen verzetten. Daarbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan de belangen van slachtoffers en de mate waarin de rechtsorde door het door de vreemdeling gepleegde delict was geschokt (Stcrt. 11 april 2012, 7141).

Voor zover de Minister aan de afwijzing van het verzoek om strafonderbreking ten grondslag heeft gelegd dat de slachtoffers van het door klager gepleegde delict voornemens zouden zijn een civiele procedure te starten teneinde het restant van de door hen geleden schade op klager te verhalen, is de beroepscommissie van oordeel dat deze omstandigheid onvoldoende concreet is om de bestreden beslissing te kunnen dragen. Van een dergelijke procedure is tot op heden niets gebleken en daarenboven betreft dit een onzekere toekomstige omstandigheid die klager niet in het kader van zijn verzoek om strafonderbreking kan worden tegengeworpen.

De vrees dat het strafrechtelijk onderzoek naar klagers echtgenote, die, zoals de beroepscommissie begrijpt, thans in Duitsland verblijft, door het verlenen van strafonderbreking aan klager zou kunnen worden belemmerd, kan de bestreden beslissing evenmin dragen. Niet is onderbouwd waar deze vrees op is gebaseerd en daarbij komt dat de enkele vrees zoals vorenbedoeld, onvoldoende concreet is.

Met betrekking tot het Belgische vonnis waarbij klager is veroordeeld, overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit de stukken is gebleken van een vonnis van 9 maart 2016 waarbij klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. Klager is in het door hem ingestelde hoger beroep tegen dit vonnis op 22 november 2017 niet-ontvankelijk verklaard en dit vonnis is zodoende met ingang van 22 november 2017 onherroepelijk geworden. De officier van justitie heeft in zijn advies aangegeven dat de Belgische autoriteiten thans trachten klager de aan hem in België opgelegde vrijheidsstraf in Nederland te doen ondergaan, dan wel hem over te leveren aan de Belgische autoriteiten. Ook namens de Minister is naar voren gebracht dat mogelijkheden met betrekking tot een overlevering aan de Belgische autoriteiten thans worden bekeken. Deze omstandigheid verzet zich tegen het verlenen van strafonderbreking aan klager.    

Bovendien kan het feit dat een veroordeelde vreemdeling nog een schadevergoeding moet betalen aan het verlenen van strafonderbreking in de weg staan. Daarbij dient een balans te bestaan tussen de omvang van de te betalen vergoeding en de mate waarin de gevangenisstraf door de verzochte strafonderbreking zou worden verkort. Klager moet nog een schadevergoeding van € 17.000,= betalen, waarvan slechts twee termijnen van elk € 70,= zijn betaald. Er is geen sprake van een disbalans tussen het openstaande bedrag en de mate waarin de aan klager opgelegde vrijheidsstraf door het verlenen van strafonderbreking zou worden verkort.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is sprake van contra-indicaties voor het verlenen van strafonderbreking aan klager en kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 1 februari 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven