Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2116/JA, 21 december 2017, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2116/JA

betreft: [klager]            datum: 21 december 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim,

gericht tegen een uitspraak van 26 juni 2017 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 december 2017, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, zijn namens de voormelde directeur gehoord […] (juriste) en […] (manager primair proces). Als toehoorder van de zijde van de Raad was ter zitting aanwezig mr. E.W. Bevaart, coördinerend secretaris.

Klager, die inmiddels in vrijheid is en op behoorlijke wijze is opgeroepen, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing tot het opleggen van de ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten vanaf 13 maart 2017, om 20.00 uur tot en met 14 maart om 17.30 uur, in verband met de verdenking van het meermalen uitschelden van een groepsleider en hangende het onderzoek daaromtrent (TE 2017/100).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Nadrukkelijk weersproken wordt dat de ordemaatregel pas op 14 maart 2017 aan klager is opgelegd, zoals in de uitspraak van de beklagcommissie als vermoedelijke gang van zaken staat vermeld. In het geval van klager is de procedure gevolgd die kenmerkend is voor het opleggen van een ordemaatregel. Het incident dat leidde tot de uitsluiting van activiteiten van klager vond plaats in de avonduren. Dan is er geen teamleider meer in de inrichting aanwezig en is het de groepsleider die bij incidenten optreedt. Het zou het gezag van medewerkers ondermijnen en een onveilige situatie in de inrichting opleveren, als niet op deze manier zou mogen worden opgetreden. De beklagcommissie gaat voorbij aan de tijd waarin de groepsleider volgens de wet mag optreden. In dit geval heeft de groepsleider in het kader van onderzoek besloten (onder meer) klager op kamer te plaatsen. De volgende ochtend is klager ter zake direct gehoord door de teamleider voor verdere besluitvorming. In verband met klagers lichting, zijn transport en het nog lopende onderzoek inzake het scheldincident, is de ordemaatregel pas bij klagers terugkomst in de j.j.i. rond 17.30 uur opgeheven en heeft hij vanaf dat moment weer meegedraaid op de groep.

De in het overdrachtsformulier genoemde aanduiding ‘TNO’ betekent ‘tot nader order’ en is puur bedoeld voor intern gebruik, niet om als grondslag voor het opleggen van een ordemaatregel te dienen. Met deze term wordt niet meer bedoeld dan dat er door de medewerkers van de j.j.i. geprobeerd wordt duidelijkheid te geven over de situatie waarin de jeugdige zich bevindt. Pedagogisch medewerkers zijn niet opgeleid om te rapporteren met vermelding van termen die in de Bjj worden gebruikt. De verantwoording van de ordemaatregel vindt niet voor niets plaats in de schriftelijke mededeling van de beslissing tot het opleggen van de ordemaatregel door de teamleider.

De procedure houdt in dat aan de jeugdige zelf ’s avonds, direct na het incident, wordt medegedeeld dat hij op kamer wordt geplaatst, een onderzoek zal plaatsvinden en de volgende ochtend een gesprek met de teamleider zal plaatsvinden en verder zal worden beslist. Als klager op 14 maart 2017 niet op transport had gemoeten, dan had de kwestie naar waarschijnlijkheid eerder die dag kunnen worden afgesloten.  

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Artikel 24, eerste lid, onder a Bjj bepaalt dat de directeur de jeugdige kan uitsluiten van het verblijf in de groep of de deelname aan een of meer activiteiten behoudens het dagelijks verblijf in de buitenlucht, bedoeld in artikel 53, vijfde lid.

Volgens het derde lid van artikel 24 Bjj kan een personeelslid of medewerker deze  ordemaatregel voor ten hoogste 15 uren opleggen indien onverwijlde tenuitvoerlegging geboden is.

Vaststaat dat op 13 maart 2017 rond 20.00 uur ’s avonds een groepsleider van een andere afdeling die op klagers afdeling kwam meermalen is uitgescholden. Omdat zich meerdere personen op de groep bevonden en het voor de groepsleiding niet duidelijk was wie schold, werden klager en een groepsgenoot  - met wie klager achter de Playstation zat en uit welke hoek het schelden volgens de groepsleiding kwam – door de groepsleider van klagers afdeling op kamer geplaatst.  Klager is vervolgens op 14 maart 2017 ’s ochtends ter zake het incident gehoord door de teamleider en deze heeft vervolgens beslist de ordemaatregel langer te laten duren. Vervolgens is klager gelicht en op transport gegaan. Bij zijn terugkeer in de inrichting rond 17.30 uur is de ordemaatregel opgeheven en is klager medegedeeld dat hij weer kon meedraaien op de groep.

De beslissing van de groepsleider te komen tot de ordemaatregel in het kader van onderzoek kan, gezien de wet en de hierboven beschreven situatie waarbij de groepsleider meermalen werd uitgescholden en niet duidelijk was wie er schold, niet in strijd met de wet en evenmin als onredelijk of onbillijk worden beschouwd. Immers, uitzoeken wie van de jeugdigen de groepsleider had uitgescholden, moet worden gezien als te zijn gedaan in het belang van de orde en de veiligheid in de inrichting. De enkele omstandigheid dat in het overdrachtsdocument niet staat vermeld dat klager op kamer is geplaatst vanwege het doen van onderzoek, rechtvaardigt naar het oordeel van de beroepscommissie niet de conclusie dat klager zonder formele grondslag op kamer is geplaatst, temeer daar het overdrachtsdocument slechts is bedoeld voor intern gebruik. Zoals door de wet is vereist heeft de teamleider binnen 15 uur na de oplegging van de ordemaatregel door de groepsleider in feite beslist over voortzetting van de ordemaatregel.

Een ordemaatregel, opgelegd om onderzoek te doen naar de betrokkenheid van (een) jeugdige(n) bij een incident, mag niet langer duren dan noodzakelijk en moet worden beëindigd als de betrokkenheid van de jeugdige bij het incident niet binnen een redelijke termijn (voldoende) is komen vast te staan. In het geval van klager heeft de ordemaatregel niet langer dan een dag geduurd. Bovendien is klager nadat hij ’s ochtends een gesprek had gevoerd met de teamleider over het incident op 14 maart 2017 gelicht en is hij pas tegen het einde van de middag in Teylingereind teruggekeerd. Bij binnenkomst is de ordemaatregel opgeheven. 

Gelet op het bovenstaande kunnen naar het oordeel van de beroepscommissie de opgelegde ordemaatregel en de duur daarvan niet worden aangemerkt als in strijd met de wet, noch als onredelijk of onbillijk. Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

 

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit M.J.C. Koens, voorzitter, prof. dr. F. Boer en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris, op 21 december 2017

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven