Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2230/TA, 14 december 2017, beroep
Uitspraakdatum:14-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:           17/2230/TA

 

betreft: [klager]                                                                     datum: 14 december 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…, verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 juli 2017 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 november 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […], […] en […].

Klagers begeleider […] was als toehoorder aanwezig. Als toehoorder van de zijde van de Raad was […] aanwezig.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van 1 mei 2017 tot verlenging van het op 3 april 2017 opgelegde afdelingsarrest (K-2017-145).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Begrijpelijk is dat de maatregel na de vondst van de pillen Ritalin is opgelegd. Verlenging van de maatregel is echter disproportioneel. Het is triest dat in februari 2017 het incident met dodelijke afloop in de inrichting heeft plaatsgevonden, maar dat incident mag geen reden zijn hem te straffen. Klager heeft niet zo veel vertrouwen in de inrichting en de veiligheid dat hij kon vertellen wie in de inrichting handelt in pillen Ritalin. De betrokken verpleegde heeft zelf verteld dat hij de pillen aan klager heeft verkocht. De inrichting gelooft niet dat klager deze pillen heeft willen verkopen. Klager heeft het idee dat hij, ongeacht wat hij verklaart, toch niet door de inrichting wordt geloofd.

Klager heeft al langere tijd onbegeleid verlof en dat loopt goed. Hij is met zijn begeleider op eigen gelegenheid naar de zitting gekomen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Ritalin valt als harddrug onder de Opiumwet. Dit middel heeft een rol gespeeld bij het incident met dodelijke afloop dat in februari 2017 in de inrichting heeft plaatsgevonden. In verband met de veiligheid in de inrichting wordt strikt met Ritalin omgegaan. Bezit kan leiden tot handel, schulden, chantabel worden, dwang tot afgeven van geld of goederen, derhalve tot onveiligheid voor patiënten en personeel. Bij klager zijn negen pillen gevonden. Gedurende drie weken heeft hij niet willen vertellen waar die pillen vandaan kwamen. Op 21 april 2017 heeft klager verklaard dat hij tien pillen had en deze had willen verkopen en dat hij één pil was kwijtgeraakt. Dit is niet geloofwaardig. Nadat de desbetreffende medepatiënt had verklaard de pillen aan klager te hebben verkocht, heeft klager verklaard daar € 15,= voor te hebben betaald. Niet geloofwaardig is dat klager zijn verloftraject op het spel zou zetten voor een winst van slechts € 3,=. Evenmin kan geloof worden gehecht aan de vervolgens door klager afgelegde verklaring dat hij één pil door iemand heeft laten opsnuiven. Er bestond geen twijfel van wie klager de pillen heeft gekocht, maar wel of hij de pillen heeft gekocht voor eigen gebruik of om te verhandelen. Voor het verloop van klagers verloftraject wilde het team scherp weten hoe dit zit. Tot op heden is niet duidelijk of klager Ritalin gebruikt, in bewaring houdt of er in handelt, terwijl stapsgewijs via onbegeleid verlof wordt toegewerkt naar het opnieuw starten van transmuraal verlof hetgeen in een eerder traject was misgegaan. De maatregel is op 1 mei 2017 verlengd om in het belang van klagers verloftraject openheid te krijgen over het doel van het bezit van de pillen. Op 19 mei 2017 heeft de inrichting deze openheid als voorwaarde voor het opheffen van de maatregel laten vallen in het belang van klagers verloftraject. Klager hield namelijk voet bij stuk, zodat niet was te verwachten dat hij ooit de gevraagde openheid zou geven. Klager was zich er verder voldoende van bewust dat hij met het bezit van de pillen fout zat. Met ingang van 19 mei 2017 is klager op een andere grond afdelingsarrest opgelegd.

 

3.         De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hierbij is in aanmerking genomen dat verlenging van het afdelingsarrest ter verkrijging van openheid van klager over het doel van het bezit van de pillen in het licht van zijn verloftraject niet onredelijk kan worden geacht.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 14 december 2017.

 

 

                  

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven